zaterdag 4 mei 2013

Oranjegekte en waakhonden

(Dit is het eerste en laatste bericht in de maand mei. Het volgende wordt gepost in juni)

Het is hier een open inrichting’ zo betitelde mijn lief haar stad Amsterdam op 30 april jl. Lijkt me treffend beschreven, op grond van de twee minuten die ik dankzij Aljazeera mocht meegenieten. Ik zag een mij onbekende Nederlandse radiojournalist kort geïnterviewd worden die wist te vertellen dat overal, zelfs ‘aan de andere kant van de wereld’ Nederland geliefd is vanwege de Oranjes. Het Nederlandse journalistendom is onpeilbaar diep gezonken in haar infantiele –en nu ook leugenachtige- aanhankelijkheid aan de monarchie. Ik ben in vele ‘kanten’ van de wereld geweest, maar de enige oranjes die daar bekend zijn dragen een voetbalshirt van –helaas- die kleur.


Ik zag een oranje massa van 25.000 mensen op de Dam. Ik weet dat het allemaal onzinnig gegoochel met getallen is, maar ik kan toch niet nalaten eraan te herinneren dat ten tijde van de massale anti-kernwapendemonstraties in de jaren ’80, waar een half miljoen mensen op de been waren,  VVD’ers en consorten altijd met hun zakjapanner konden uitrekenen dat er 15 miljoen Nederlanders niet aanwezig waren. In dat VVD-perspectief bezien is die 25.000 een schamel aantal.
Aljazeera was wel zo vriendelijk om nog even te herinneren aan de veldslag die in Amsterdam woedde bij de kroning van Beatrix. Daar was ik gelukkig wel bij. Het zijn de omstandigheden van toen die er bij Beatrix toe hebben geleid bliksems goed te begrijpen dat een gestileerde vorm van royale nederigheid de enige manier is om de monarchie overeind te houden. Laten we hopen dat het met haar zoon nu net andersom is. Dat hij de ‘massa’ van 25.000 mensen en de in honing gedoopte pennen van het journaille interpreteert als onvoorwaardelijke steun voor zijn winstgevend familiebedrijf en hij zijn gang kan gaan. En daarmee het graf voor de monarchie graaft.

Palet van actiemogelijkheden

Hier in Liberia, waar Robin van Persie van de reclameborden straalt, organiseerden we deze week –opnieuw-een driedaagse ‘workshop’ voor activisten van burgergroepen. Dit in het kader van ons nieuwe programma om de relatie tussen  ‘civil society’ en het parlement te verstevigen, zodat het parlement meer open staat voor de wensen en noden vanuit de bevolking en daarmee aan de slag gaat.
Het was een vervolg op de (eerste) workshop van twee weken geleden (zie mijn weblog van twee weken geleden), maar nu werd er veel meer de diepte in gegaan. In negen uitgebreide sessies werd kennis over het functioneren van het parlement gecombineerd met hoe dat te beïnvloeden is. Zo kun je, als het om wetgeving gaat, zelf als belangenorganisatie met een initiatiefwet komen, of op het goede moment met een wijzigingsvoorstel van een in behandeling zijnde wet, of op een hoorzitting een goed verhaal afsteken, experts invliegen, een demonstratie organiseren, handtekeningen verzamelen, het (positieve dan wel negatieve) effect van een wet op de dagelijkse levensomstandigheden uitbeelden enz. Kortom, een palet van actiemogelijkheden. Hoe kun je twitter en facebook gebruiken, maar ook: hoe organiseer je een persconferentie, schrijf je een pakkend persbericht of vertel je je boodschap in een radiointerview.

Deelnemers aan de workshop. 
Ik verzorgde drie van de negen sessies. Twee gingen er over de, naast wetgeving, klassieke functies van het parlement: de controlerende en volksvertegenwoordigende taak. Want ook daarin kunnen belangengroepen een belangrijke rol spelen. Als een multinational  een concessie krijgt om ijzer te delven in een uithoek van het land wordt er een overeenkomst met de regering gesloten. In die overeenkomst wordt afgesproken dat het bedrijf bijv. onderwijs- en gezondheidsvoorzieningen financiert voor omliggende dorpen. Zo’n concessieovereenkomst moet worden goedgekeurd door het parlement. Maar na goedkeuring houdt het parlement zich weer met andere zaken bezig, terwijl het betreffende ministerie te zwak is om de uitwerking van die afspraken te controleren. En dus moeten lokale groepen aan de slag om de overeenkomst na te pluizen (waar kun je die vinden?) en op ‘grassroot-level’ na gaan of er iets gebeurt (hoe doe je dat?). En als dat niet zo is-wat vaak het geval is- bij de eigen volksvertegenwoordiger of de betreffende kamercommissie aan de bel te trekken (met welke vraag of eis?). Dit soort onderwerpen en vragen kwamen uitgebreid aan de orde met de zeer gemotiveerde deelnemers.

Waakhond

Een derde sessie ging over het ‘monitoren’ van het parlement. In veel ontwikkelingslanden, ook in Liberia, lijkt het parlement –overdreven gesteld- een geheim genootschap. Natuurlijk, de plenaire vergaderingen zijn openbaar. Maar wat is de agenda? Hoe is er gestemd? Welke parlementariërs zijn er aanwezig? Wanneer en waar zijn de commissievergaderingen? Waar kan ik vergaderstukken vinden? En verslagen van vergaderingen? En besluiten? Hoe kom ik in contact met een volksvertegenwoordiger? In welke fase verkeert de behandeling van een wet? Over veel van dit soort zaken tasten betrokken burgers, media en belangengroepen in het duister. Het parlement heeft weliswaar een eigen, door NDI geïnitieerde website en informatieservice, maar de informatie daarop is schamel. Wereldwijd is er het ‘OpeningParliament’ initiatief gelanceerd dat met een 44 punten tellende verklaring  tracht parlementen tot meer openheid, transparantie en controleerbaarheid te bewegen. 


In veel landen is er een actieve groep die pressie uitoefent op het parlement –en parlementariërs- door zelf die informatie te verzamelen en te publiceren, in boekjes en/of op een eigen website. Een waakhond dus. Ook in Liberia bestaat zo’n PMO (Parliamentary Monitoring Organization), maar deze verdient een forse steun in de rug. Vandaar dat in ons programma verbetering van de ‘monitoring van het parlement’ een van de activiteiten is. In de sessie vertelde deze organisatie over haar ervaringen van de afgelopen jaren en werd de deelnemers gevraagd te adviseren: welke informative missen ze nu en zouden ze dus toegevoegd willen zien? Daaruit kwamen zinvolle suggesties, zoals: wat doen de parlementariërs  gedurende de vijf (!) maanden ‘agricultural break’, als ze worden geacht terug te keren naar hun district, maar veelal in het buitenland vertoeven? En hoe actief is het parlement als het om belangrijke sociale kwesties gaat, zoals de positie van vrouwen, of verbeteringen op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs?
Na drie dagen veel kennis en best practices te hebben opgezogen, togen de deelnemers huiswaarts. Sommigen moesten daarvoor twee dagen reizen. Maar hadden dat er graag voor over, zo verzekerden ze me.