Posts tonen met het label Feyenoord. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Feyenoord. Alle posts tonen

zaterdag 19 maart 2016

Flipperende dolfijnen en een strijdvaardige oma

Dit wordt ‘Bericht uit Liberia’ nummer 127. Verreweg de meeste berichten gingen over serieuze zaken. Over corruptie, slecht onderwijs, dolende parlementariërs en een in het buitenland zwaar overschatte president. Over Charles Taylor, Ebola en onopgeloste politieke (?) moorden. Maar ook over allerhande activiteiten die de juiste ontwikkeling op gang moeten brengen. Actiegroepen ondersteunen om de autoriteiten onder druk te zetten eindelijk eens te ‘leveren’, samenwerken met goedwillende politici om hun rol als volksvertegenwoordiger geloofwaardiger te vervullen, het basisonderwijs in Monrovia proberen op te krikken door kinderen, vaak voor het eerst in hun leven, van een boekje, wereldkaart of woordspelletje laten genieten.


Luchtige zaken

Af en toe ging het blog ook over luchtigere zaken. Een country and western band die een live concert gaf in de populaire (en enige) strandtent in Monrovia, Golden Beach, het eerste Kriterion Filmfestival en driedaagse autotochten over rode zandwegen diep het binnenland in.  Soms een uitstapje naar het verre Nederland: gebeurtenissen die, afgezet tegen wat zich zoal voordoet in Liberia, tot de categorie luchtige zaken gerekend moeten worden. Zoals strubbelingen in GroenLinks (affaire Sap) of verkiezingen. Wat ik nadrukkelijk daar niet toe reken is… Feyenoord. Sinds ik via een schotelantenne FoxSport Afrika kan ontvangen, heb ik de laatste maanden alle wedstrijden van mijn club, voorzien van Portugees commentaar, kunnen zien. Al die verschrikkelijke, zeven nederlagen op rij, heb ik lijdzaam moeten ondergaan. Ja, ik ken het cliché, Feyenoord-supporter ben je niet voor je plezier, maar dit clubrecord had nooit gevestigd mogen worden. Aanvankelijk had het magisch denken in mij postgevat dat de schotelantenne in combinatie met dat zo fraai uitgesproken Portugese commentaar, de reden van de misère was, maar zie: ineens begon de zegetocht die nu al vier wedstrijden duurt!


Captain Paul

Maar af en toe heeft ook Liberia zo zijn lichtvoetigheden. Een paar weken geleden hebben we met vier vrienden (een bont gezelschap van twee Nepalezen, een Amerikaan, Pakistaanse en twee Nederlanders) een boottocht met captain Paul op de oceaan gemaakt om dolfijnen te zien en wellicht een visje te vangen. Captain Paul is een Amerikaan die in de regentijd in de VS woont, maar in de droge tijd vanuit Monrovia boottochten op de Atlantische Oceaan aanbiedt. Het was het leukste wat we in Liberia hebben meegemaakt. Alleen het begin was al vertederend. Paul heeft een boothuis, annex kantoor, met steiger aan de St. Paul’s River, die in de oceaan uitmondt. Er hing een superrelaxed hippiesfeer met wat oude banken, oudere jongeren in kleurige T-shirts, en netten knopende Liberianen. Met zijn vrij snelle motorboot, begeleid door Beach Boys en Creedence Clearwater Revival, voeren we een uur of vijf op de oceaan. Zon, helblauwe lucht en een rustige zee. 


Flipperende dolfijnen

Dolfijnen worden uiteraard niet van tevoren gegarandeerd. Het is geen Harderwijk. Maar na ruim twee uur varen zagen we in de verte witte, verspreide golfjes die volgens het kennersoog van Paul op een school dolfijnen duidden. En inderdaad, na nog een half uur voeren we tussen de tientallen snel zwemmende dolfijnen die er plezier in schepten om rakelings langs de boeg van de boot op en neer te flipperen. En dat herhaalde zich een paar maal. Intussen hadden Paul en zijn Griekse scheepsmaat vier geavanceerde hengels uitgeworpen. De laatste keer dat ik gevist heb moet in 1968 of zo geweest zijn met een bamboehengeltje in de trekvaart, tussen Naarden en Muiderberg, overigens zonder ooit iets te vangen. Ik bleef dus op gepaste afstand kijken hoe mijn vrienden en het  Grieks-Amerikaanse duo een ‘coalition of the willing’ vormden en  enorme, ook bloedige gevechten moesten leveren om twee geelvin tonijnen van ieder rond de 30 kg aan boord te hijsen. Na met zijn allen nog even een duik in de oceaan te hebben genomen, voeren we terug naar het belegen hippieoord, waar behendige Liberianen de beide vissen schoonmaakten. Met zo’n 30 kilo verse vis gingen we naar huis. Acht kilo leverden we af bij de wel zeer aardige Vietnamese eigenaar van Golden Beach, waarvoor we in ruil een paar dagen later heerlijk Vietnamees hebben gegeten. 
(Een week na dit plezierige uitje verongelukte de Liberiaanse schoonzoon van Paul in de donkere, tropische nacht. Hij reed met zijn auto tegen een stilstaande, onverlichte vrachtauto aan. Wie op zijn Facebookpagina  Pirates of the Liberian Sea bekijkt ziet zijn verdrietige mededeling. Als je naar beneden scrolt op zijn Facebook, vind je op 28 februari een tragi-komische time laps van onze visvangst.)  


Oma warrior

Een week later gingen we, met dezelfde Nepalese vrienden, met Sam naar zijn ‘boerderij’, zo’n 80 km landinwaarts, midden in een tropisch regenwoud. Sam is een van de vier chauffeurs die NDI in Liberia heeft. Hij had me al een paar keer over zijn boerderij verteld, en die wilden we weleens zien. Onderweg vertelde hij dat het stuk oerwoud, want dat bleek het te zijn, al zes generaties in bezit is van zijn familie. Zijn over-over-over grootmoeder was een ‘warrior’ in het grensgebied met Guinea. Om de vrede ‘af te kopen’ kreeg zij, net al vele anderen, een stuk grond om te bebouwen. (In dat grensgebied is vroeger menig stammenstrijd gevoerd. De in Nederland woonachtige Liberiaanse schrijver Vamba Sherif heeft daar onlangs de prachtige roman ‘De zwarte Napoleon’ over geschreven – Uitgeverij de Geus.)


‘Big man’ Sam

De boerderij lag bij een dorpje, waar we stopten. Sam was hier de ‘big man’ uit de grote stad, die zakken rijst mee nam om de paar ‘managers’ die voor hem werkte, te betalen. Het dorp bestond uit een twintigtal vrij nieuwe, lemen huisjes. Tijdens de burgeroorlog was alles vernield, vandaar. We bezochten het dorpsschooltje. Drie klassen voor 175 kinderen uit de omtrek. De onderwijzer, tevens de ‘pastor’, vertelde ons over zijn moeizame strijd. De kinderen moesten hun eigen stoel meenemen en er was een waterput in aanbouw. In de kale lokaaltjes was wel een schoolbord, waar leerstof stond opgeschreven, die de kinderen uit het hoofd moesten leren. Eén stond volgeschreven met rekensommen, één met staatsinrichting en de derde met een verhaaltje dat als moraal had dat meisjes naar school moeten en niet thuisgehouden moeten worden om water te halen en andere huishoudelijke klussen te doen. Dit type kinderarbeid is een hardnekkig verschijnsel in Liberia.

Staatsinrichting...
Vrouw aangeboden

Daarna togen we in een optochtje (er hadden zich inmiddels een tiental dorpelingen bij ons aangesloten) naar Sam zijn ‘boerderij’, die we na 10 minuten bereikten. Een stuk oerwoud met een klein perceeltje jonge rubberbomen. Sam is van plan ananassen en cassave te planten, maar dat is er nog niet van gekomen. Zijn twee personeelsleden waren in een kuil aan het werk om zand af te graven dat werd gebruikt om lemen ‘bak’stenen van te maken, die hij kon verkopen.  Als opslag was er een houten schuur, waar Sam soms overnachtte. Hier verorberden we de uit Monrovia meegebrachte lunch.  Daarna liepen we terug naar het dorp, waar een vrouw, dronken of stoned, zich aanbood om als mijn echtgenoot verder door het leven te gaan. Ik moest haar teleurstellen. Ik heb al een vrouw.

Sam in gesprek met zijn manager
Houtskool

We bezochten ook nog een zwartgeblakerd veldje waar de houtvoorraad werd verbrand om daar vervolgens houtskool van te maken. Houtskool is nog steeds dé brandstof in de Liberiaanse keukens.  Op alle uitvalswegen van Monrovia, tot ver landinwaarts, wordt houtskool in grote, grijze zakken te koop aangeboden. Sam betaalde de familie die de houtskool verwerkte met een stapel Liberiaanse dollars. Het veld is niet van hem, maar hij koopt de houtskool op, en vervoert het naar Monrovia, om het in de stad te verkopen.

Stilstaand leven

Op de terugweg praatten we na over wat we gezien hebben. Waarom in zo’n dorpje, net als al die vele andere honderden dorpen die in het binnenland verspreid liggen, het leven lijkt stil te staan. Mensen wonen en leven er op dezelfde wijze als 100 of 200 jaar geleden. Sam vertelt dat er weinig gemeenschapszin is. Als een dorpeling een veldje bebouwt, komen de anderen vragen of ze mee kunnen eten van de oogst. Als je goed kijkt in zo’n dorp valt op dat er jonge kinderen en oudere mensen zijn. De groep tussen 18 en 35 jaar is praktisch afwezig. Die trekken naar de grote stad in de hoop op een beter leven. Als ze een baan vinden druppelt er wat geld door naar achtergebleven familie in het dorp. Sommige noemen het een pastoraal leven, maar het is bittere armoe. Niet voor niets staat Liberia op de 150ste plaats (van de 157 landen) op de deze week verschenen ‘World Hapiness Index’ van de Verenigde Naties.


zondag 5 juli 2015

Ebola is terug en anders nieuws van deze week uit Liberia

(Van onze correspondent te Monrovia)

De Ebola is terug

Liberia is niet meer Ebola vrij. Er was verleden week een dode te betreuren en er zijn twee besmettingen. Het gaat om een drietal jonge mannen die samen hondenvlees zouden hebben gegeten. Volgens sommige berichten zou het zelfs om vlees van een opgegraven hondenlijk gaan. Het nieuws is een kleine week onder de pet gehouden. Uiteraard zijn de contacten van de drie nagespeurd: het zou om ca 135 mensen gaan. De traditionele genezer, waar de Ebola-patiënt die overleden is, zijn heil bij heeft gezocht, is voortvluchtig. Tot zover de bekende ‘feiten’ hoewel het altijd riskant is om in Liberia over feiten te spreken die je niet met eigen ogen heb aanschouwd. Het is een zware tegenvaller voor het land dat, anders dan de buurlanden Guinee en Sierra Leone, Ebola-vrij was, omdat het na een valse start met veel internationale hulp de zaak goed op de rails had gekregen. De Ebola Treatment Units zijn bijna allemaal ontmanteld en de internationale gezondheidswerkers naar huis. Toen de Ebola-dode bekend werd,  togen hun Liberiaanse collega’s naar het ministerie van volksgezondheid om hun achterstallige salarissen op te eisen. Kortom, de spanningen zijn niet van de lucht.


Winst voor de negende straat

De negende straat heeft het voetbaltoernooi gewonnen, dat afgelopen weekend is georganiseerd in de achtertuin van George Weah. De voetballegende heeft een huis schuin tegenover ons, waar hij overigens zelden is, en achter zijn huis is een voetbalveldje waar vaak op wordt gevoetbald. Deze keer dus een toernooi van elftallen uit de buurt, die met zes tegen zes in zand en modder tegen elkaar hartstochtelijk speelden. De finale werd door zeker honderd buurtbewoners bijgewoond en de hoofdprijs was een echte beker. Als enige witten werden we vriendelijk doch dringend gevraagd met de winnaars op de foto te gaan en de organisator vroeg of wij konden helpen bij het vinden van een sponsor. Daarbij gaat het niet zozeer om geld, maar om spullen: shirtjes, broeken, schoenen en ballen. Suggesties zijn welkom! (Ik zou graag een team in een Feyenoord-shirt steken, maar ik verwacht uit Rotterdam daar weinig medewerking van, nadat ik vorig jaar de documentaire op het IDFA zag over Leonardo, de Braziliaan die op jonge leeftijd naar Rotterdam kwam in een… Ajax-shirt omdat Feyenoord weigerde het op dat moment voor hen onbekende talent een Feyenoord-shirt te geven!)


Verplichte zomervakantie leidt tot grote woede

Afgelopen donderdag vond er een demonstratie plaats van boze onderwijzers, boze ouders en boze leerlingen. De president had namelijk besloten, daarbij gesteund door de kersverse minister van onderwijs, om de scholen vanaf eind juli tot begin september zes weken te sluiten. Op zich is dat ook de normale vakantieperiode, maar omdat tijdens de Ebola-uitbraak de scholen maandenlang dicht waren, was aanvankelijk besloten om deze keer geen zomervakantie te houden, om zo de achterstand in te lopen. Dat besluit is dus weer terug gedraaid, waarbij tevens werd bepaald  dat alle leerlingen automatisch overgaan naar het volgende jaar behalve twee jaargangen.  Een dergelijke ondoorgrondelijke besluitvorming is typerend voor Liberia. Omdat daarmee de, veelal straatarme, ouders van de verplichte zittenblijvers twee keer schoolgeld voor hetzelfde jaar moeten betalen, ontstond er grote woede. Ook in Het van Afgevaardigden, waar een grote meerderheid de protesten steunde en via een motie de president sommeerde voor de plenaire vergadering te verschijnen om verantwoording af te leggen. Iets wat zelden voorkomt; en dat wil de president zo houden, want ze maakt tot nu toe weinig aanstalten. Tijdens de demonstratie, die voor haar kantoor plaats vond, kwam ze naar buiten en nodigde de leiders van de demonstratie uit om met haar binnen de zaak te bespreken. Daarmee lijkt de kous af, maar dat weten we volgende week pas zeker, als het Huis zich daarbij neer zou leggen.


Amerikaans bezoek in Monrovia

Deze week bezocht een delegatie van het Amerikaanse House of Representatives Liberia. Het ging om stafleden van parlementariërs, die lid zijn van de commissie die zich inzet voor het House Democracy Partnership (HDP). Dit partnership beoogt banden te versterken tussen het Amerikaanse House en parlementen van een aantal ontwikkelingslanden, vooral door het organiseren van trainingen voor parlementariërs en stafleden. Zoals voorzitters van parlementscommissies die in Washington zien hoe dat daar werkt of stafleden die leren hoe je een hoorzitting organiseert. Maar soms ook anderszins, zoals in Liberia, waar het Amerikaanse congres de inrichting van de bibliotheek van het parlement heeft verzorgd.  Omdat het HDP tien jaar bestaat, kwam er een delegatie langs om te evalueren: wat hebben die trainingen opgeleverd, hoe gaat het met de bibliotheek en wat is er nodig en mogelijk voor de toekomst. Omdat NDI betrokken is bij dit HDP, was het bezoek door NDI georganiseerd, en waren wij twee dagen met de delegatie op stap. Er werd met stafleden en parlementariërs gesproken die deelgenomen hadden aan die werkbezoeken en trainingen, die veelal in Washington, maar soms ook in een Afrikaanse hoofdstad plaats vonden. Er was een lunch -met discussie – met vrouwelijke parlementariërs en vrouwenorganisaties. En een bezoek aan een wijk in Monrovia waar tijdens de Ebola-crisis een kamerlid bijzonder actief was geweest, die daar hartstochtelijk over vertelde. De delegatie ging met veel verschillende indrukken het vliegtuig in, maar de overheersende was dat er nog heel veel moet gebeuren om van het Liberiaanse parlement een ware volksvertegenwoordiging te maken die onkreukbaar met een scherp oog voor de grote noden in het land zijn wetgevende en controlerende taak waar maakt.


zaterdag 29 september 2012

Het rotten van de vis begint bij de kop

Deze week bezocht ik een symposium van het Amerikaanse IREX, een NGO die zich vooral richt op de versterking van de rol van de media en de ‘civil society’ in ontwikkelingslanden. Het was een volle bak in een van de zalen van het opvallend goed georganiseerde stadhuis van Monrovia.  Veel vertegenwoordigers van actieve groepen uit het hele land, van ‘rural radiostations’ tot vredes- en vrouwengroepen, en uit Monrovia veel journalisten en landelijk actieve clubs zoals CENTAL (Center for Transparency and Accountability in Liberia).
Ui het goed gevulde, tweedaagse programma pikte ik twee workshops: ‘hoe corruptie en fraude te bestrijden’ en ‘de rol van de media’.  Corruptie en fraude is een groot probleem in Liberia. Het doordesemt de hele maatschappij, van rijk tot arm, van het onderwijs tot de rechtspraak, van de commerciële tot de publieke sector. Nu zijn corruptie en fraude beladen termen in Westerse oren, waarmee overigens niet gezegd is dat de ‘beschaafde’, westerse wereld vrij is van corruptie en fraude. Integendeel, het komt praktisch overal voor. Ook in Nederland. Maar op een andere schaal. In een arm land als Liberia probeert iedereen een graantje mee te pikken en is de kleine corruptie schering en inslag. Politieagent, dokter, ambtenaar, de studentenadministrateur op de universiteit: velen proberen hun vaak schamele inkomen aan te vullen met een extra betaling voor de diensten die ze leveren. En er zijn natuurlijk grote gevallen: de massale houtkap door Aziatische bedrijven, die met steekpenningen hun vergunningen hebben gekregen, de nationale oliemaatschappij die parlementariërs zou hebben omgekocht in ruil voor hun stem voor een gunstige concessieverlening enzovoorts. En dan zijn er nog de talloze schemergevallen: ambtenaren op loonlijsten die nooit op hun kantoor verschijnen, de zonen van de president die op hoge posities worden benoemd enzovoorts. 

Op het symposium passeerden vele voorbeelden de revue, mede ontleend uit een rapportage van CENTAL dat een fraudemonitor heeft gepubliceerd. Hoog op de lijst scoren politie, justitie en het parlement, de middenpositie wordt ingenomen door enkele ministeries en het bedrijfsleven en lager, maar zeker niet fraudevrij, staan sectoren als het onderwijs, de media en....internationale organisaties.  Veel kritiek van de panelleden (mensenrechten advocaten en CENTAL-vertegenwoordiger) was er op de anti-fraude regeringswaakhond, de Liberian Anti Corruption Commission (LACC), die veel slappe knieën werd verweten. Uiteraard was de LACC uitgenodigd, maar de voorzitter verscheen pas na een uur en kon zodoende alleen wat weinig zeggende antwoorden geven in het vragenrondje. Niemand kwam tot een sluitende strategie voor de strijd tegen corruptie, wat ook wel veel gevraagd is. Wel was er grote eensgezindheid dat ‘het rotten van de vis bij de kop begint’, oftewel dat de trap van boven af schoongeveegd moet worden.
De media workshop was ook voor een groot deel gewijd aan de integriteit van journalisten. Het is algemeen bekend dat een artikel gekocht kan worden in een van de ca. acht kranten die hier iedere dag in een kleine oplaag –en matig gedrukt- verschijnen. Journalisten worden zeer slecht betaald ‘en moeten wel’, zoals sommigen het zelf uitdrukken. Er werd gepleit voor een mediaklachtencommissie, een gedragscode en een overheidssubsidie om de kranten sterker te maken. Drie oplossingen die voor een Nederlander niet onbekend in de oren klinken. Overigens schuwen de meeste kranten berichtgeving over fraude en corruptie niet. Met vette koppen wordt met graagte bericht over frauderende ministers, rechters en politici, waarop echter zelden een vervolg komt. Omdat er praktisch nooit iemand voor fraude of corruptie wordt berecht, een uitspraak van de rechter kan immers ook worden gekocht, ontstaat er voor de relatieve buitenstaander een wat amorfe situatie. Een beschuldiging van fraude is immers snel geuit, maar als er nooit een vervolg is, blijft er iets ongewis in de lucht hangen.

Een kleine crimineel?

Ben ik zelf al met een vorm van criminaliteit in aanmerking gekomen? Al in de eerste weken –ergens in april- werd ik aangeklampt door een jongen die zich met gladde praat als een echte en eerlijke ‘businessman’ aanprees, die al eerder voor NDI’ers –en hij noemde een paar namen- mooi houtsnijwerk naar keuze had verzorgd. Voor zo rond de 40 dollar kon hij iets heel speciaals laten maken en hij liet me de foto zien van het logo van een Amerikaanse baseballclub – of ijshockeyclub. Hoewel ik het niet voor de volle 100% vertrouwde, stapte ik in de deal. Hij wilde een voorschot  van vijf dollar, om het hout te kunnen kopen. Leek me redelijk. Een week later wilde hij opnieuw vijf dollar, om benzine voor zijn brommer te kunnen kopen. Want hij moest een eind verderop in de stad verf kopen. Leek me een smoes, maar goed. De derde keer kwam hij aanzetten met zijn vriend die het echte snijwerk deed. een zielig verhaal over een ziek kind of zoiets. OK, opnieuw vijf dollar. En zo liet ik me in totaal twintig dollar aan voorschotten aftroggelen. In juni was er nog niets geleverd, maar als ik hem op straat tegen kwam, verzekerde hij me dat er aan gewerkt werd. Hij vroeg om een nieuw voorschot, maar dat weigerde ik. Eerst leveren, dan krijg je de rest. Een van mijn Liberiaanse collega’s had me een paar keer met hem zien praten en waarschuwde me voor ‘die kleine crimineel’. 


Als ik echt werd belazerd moest ik het tegen hem zeggen, dan zou hij hem wel even te pakken nemen. Het werd juli. Het werd augustus. Mijn eerlijke businessman leek van de aardbodem verdwenen. Een paar weken geleden kwam ik hem opeens tegen. ‘He crimineel, je hebt me belazerd’ riep ik hem toe – en nog wat meer half-dreigende taal, zonder overigens echt kwaad te worden, want inmiddels had ik me er mee verzoend dat ik twintig dollar aan een arme sloeber had gegeven, die wellicht thuis nog een paar hongerige broertjes en zusjes had rondlopen. Maar zie: vorige week kwam ik hem weer tegen. Hij verzekerde me dat hij de volgende dag het Feyenoord-logo bij mij op kantoor zou afleveren, waarbij ik natuurlijk nog wel even de resterende twintig dollar aan hem moest betalen. En zo geschiedde. Ik gaf hem nog vijf dollar extra, want uiteindelijk had hij geleverd.


dinsdag 12 juni 2012

Voetbalgek Liberia


Liberia is een voetbalgek land. Massa’s mensen (vooral van het mannelijke geslacht) lopen in voetbalshirtjes rond. Chelsea, Barcelona, Real Madrid en Arsenal zijn populair. Vooral Chelsea, omdat er twee Westafrikanen in spelen. Weliswaar niet uit Liberia, maar uit het buurland Ivoorkust. Zeer geliefd is Drogba, de man van het beslissende doelpunt in de halve finale Champions League tegen Barcelona en de laatste penalty in de strafschoppenserie tegen Bayern Muchen in de finale. Beide wedstrijden heb ik gezien in Jamal’s Café, aan de overkant van mijn flat. Zenuwslopende wedstrijden voor de talrijke Chelsea-aanhangers. Na de beide wedstrijden werd de zege met 

Mededelingenbord in Monrovia op de dag van de Champions League finale tussen Chelsea en Bayern München
toeterende auto’s gevierd alsof Liberia de wereldbeker had gewonnen. Toen de andere Westafrikaan van Chelsea, Salomon Kalou, na de gewonnen finale bekend maakte dat hij graag weer terug wilde gaan naar zijn grote liefde Feyenoord was dat breaking news hier. Helaas moest ik mijn Liberiaanse vrienden teleurstellen: Feyenoord zou zijn enorme salaris nooit kunnen betalen. Want die clubliefde van tegenwoordig moet toch vooral met harde pegels worden ingekocht.
De bekendste Nederlandse speler is Robin van Persie, op afstand gevolgd door Arjen Robben. Als de wat oudere Liberianen diep in hun geheugen graven komen ze nog wel aanzetten met Gullit, Van Basten of Koeman, maar van Cruijff hebben ze echt nog nooit gehoord.
Het EK-voetbal in Polen en Oekraïne wordt goed gevolgd, maar Nederland is slechts een kleine speler hier. Zaterdag was ik in Gbarnga, zo’n 180 km ten noordoosten van Monrovia, diep in het binnenland. In een simpel café keek ik met een handvol Liberianen naar de voor Nederland (4de op de wereldranglijst) zo slecht verlopen wedstrijd tegen Denemarken (9de). Het geluid van de generator overstemde het commentaar, maar ook zonder dat was duidelijk dat de schoonheid van het Nederlandse spel effectiviteit in de weg staat.

Liberia-Angola 0-0

Op zondag ga ik met twee collega’s naar de interland Liberia-Angola, een wedstrijd in de Afrikaanse kwalificatiepool J voor het WK-voetbal in Brazilië in 2014. Liberia strijdt met Angola, Uganda en Senegal voor een plek in de volgende ronde. Daarna vindt er nog een derde ronde plaats, waarna er uiteindelijk vijf van de veertig Afrikaanse landen een ticket voor Brazilië hebben. Het was de tweede wedstrijd in de pool. Liberia had de eerste van Senegal verloren, terwijl Uganda en Angola gelijk hadden gespeeld. Wil Liberia (124ste op de wereldranglijst) nog een kans hebben, dan moeten ze van Angola (84ste) winnen. 

Warming up van het elftal van Liberia, de 'Lone Star'
Het kleine Tubmanstadion ligt, zoals het eigenlijk hoort, midden in het centrum van Monrovia. Vanaf hun balkon kunnen bewoners van aangrenzende woningen de wedstrijd gratis volgen. Het is een vrij gammel stadion, mét kunstgras en voor tien Amerikaanse dollars hebben we een soort zitplaats. Vòòr de wedstrijd heerst er rond het stadion de opgewonden spanning, die elke voetballiefhebber lekker vindt. Eten, drank en shirtjes zijn overal te koop. Zwarthandelaren proberen hun verlies te nemen: een VIP-kaartje van vijftig dollar gaat voor twintig van de hand. De entree is overigens chaotisch. De uiterst smalle toegangspoorten hebben nummers, maar het kaartje niet. Eenmaal in het stadion blijken zo’n 15.000 lotgenoten zich op te maken voor de match. De elftallen komen op, de vice-president betreedt het kunstgras om ze allemaal een handje te geven, waarna de onverstaanbare volksliederen worden gespeeld. De meeste Angolese spelers blijken een maatje groter te zijn dan de Liberianen, die nogal nerveus beginnen, maar naarmate de wedstrijd vordert het betere van het spel hebben. Maar niemand komt tot scoren, zodat het publiek, waaronder verrassend veel vrouwen,  nogal teleurgesteld zich weer door de smalle poortjes naar buiten wringt.

George Weah: van stervoetballer tot politicus

De grote man van het Liberiaanse voetbal is George Weah, oud-speler van (vooral) AC Milan, maar ook van AS Monaco, Paris St. Germain en (heel kort, in zijn nadagen) Chelsea en Manchester City. In 1995 wordt hij uitgeroepen tot de beste speler ter wereld. Het is voor de eerste (en tot nu toe enige) keer dat een Afrikaanse speler deze eer ten beurt valt. Hij wordt ook uitgeroepen tot de beste 
George Weah voor AC Milan in actie (rechts)
Afrikaanse voetballer van de 20ste eeuw. In het nationale elftal is hij een witte raaf. In zijn eentje slaagt hij er niet in om Liberia tot enig succes te brengen. In 1996, wanneer het land in een diepe crisis verkeert, betaalt hij uit eigen zak de shirtjes van het nationale elftal, zodat ze mee kunnen spelen in de Afrika-cup. In datzelfde jaar is hij het middelpunt van een grote rel. In de spelerstunnel slaat hij zijn Portugese tegenstander Jorge Costa (FC Porto) een gebroken neus. Weah had zich opgewonden over racistische opmerkingen die Costa zou hebben gemaakt. Deze ontkent. Weah’s ploeggenoten van AC Milankunnen evenmin getuigen iets gehoord te hebben, zodat Costa vrij uit gaat en Weah zes Europese wedstrijden wordt geschorst. Desalniettemin krijgt hij in 1996 de FIFA Fair Play Award.
Na zijn voetbalcarrière gaat hij vrij snel de Liberiaanse politiek in. Hij toont zich zeer begaan met het lot van zijn door burgeroorlog verscheurd land en zet zich in voor vrede en verzoening. In 2005 doet hij mee aan de presidentverkiezingen. Om zijn kandidatuur breed te ondersteunen richt hij de Congress for Democratic Change (CDC) op. Op grond van zijn populariteit lijkt hij makkelijk te gaan winnen, maar tijdens de campagne blijkt hij het politieke spel nauwelijks te beheersen en gaat hij hard onderuit tegen de in Harvard afgestudeerde Ellen Johnson Sirleaf. Zijn gebrek aan enige opleiding wordt genadeloos uitgespeeld door zijn tegenstanders. 

De polliticus Weah
In 2009 weet hij voor de CDC een zetel in de senaat te bemachtigen, die hij in 2011 inlevert om nu als kandidaat vice-president het met zijn partijgenoot Winston Tubman, weer tevergeefs, op te nemen tegen Ellen Johnson Sirleaf.
 De CDC is overigens met enige goede wil op grond van zijn tien kernwaarden te beschouwen als een progressieve partij. Het is de grootste oppositiepartij van Liberia, die fel de strijd aan gaat met de Unity Party van de president.
Weah is de ‘Standard Bearer’ van de partij en gaat volgens geruchten, waar het in Liberia altijd van wemelt, het in 2017 opnieuw proberen. Een ander gerucht wil dat de zoon van de zittende president, die na twee termijnen uitgediend is, het op een akkoordje wil gooien met Weah. Zoon Johnson Sirleaf heeft Weah het vice-presidentschap in 2017 aangeboden, er van uitgaande dat hij zelf dan zijn moeder kan opvolgen. De CDC heeft dit onmiddellijk uit alle toonaarden ontkend, want zoals velen in dit land moet deze partij niets hebben van het fenomeen dat hier de Imperial President wordt genoemd.