Posts tonen met het label Bodemschatten. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Bodemschatten. Alle posts tonen

zondag 3 september 2017

Goud, diamanten en verkiezingen in Gbarpolu

Deze week waren we in Gbarpolu, een provincie in het noordwesten van Liberia.  Ongeveer een kwart van Nederland, bedekt met groene heuvels en bergen, waar ongeveer 85.000 mensen wonen. Er wordt goud en diamanten gevonden en hout gekapt in het tropische regenwoud. Gbarpolu ligt geïsoleerd in Liberia. Het wordt slechts door enkele wegen ontsloten vanuit de omringende provincies. Onverharde wegen, die in het regenseizoen vaak onbegaanbaar zijn. Drie weken geleden probeerden we Gbarpolu te bereiken, maar een meter hoge waterstroom die de weg doorkruiste, belette ons dat. Deze week was het waterpeil enkele decimeters gezakt dus waagde onze chauffeur met succes de oversteek. De jeep bleek waterdicht te zijn.

King Sao Boso

Bopolu is de hoofdplaats van Gbarpolu. Een stad is het niet te noemen: huizen en winkeltjes liggen aan een paar zandwegen, er zijn nauwelijks auto’s en motorfietsen, alles is op loopafstand te bereiken. De enige historische bezienswaardigheid is het graf van koning Sao Boso, dat midden in het stadje op een stoffig kruispunt ligt. Onder koning Sao Boso (betekent bootsman, 1775-1836) bereikte Bopolu waarschijnlijk bereikt haar hoogtepunt. Slaven, ivoor, goud en hout werden door handelaren uit Bopolu geruild aan de kust met passerende Europese schepen Ze kregen er zout, tabak, vuurwapens en textiel voor terug. Naast zijn graf ligt een soortgelijk blauw geschilderd naamloos graf, waarin zijn zoon ligt begraven.

Het graf van koning Sao Boso
665 polling workers

In Gbarpolu spraken we met allerlei stekhouders, die met de komende verkiezingen bezig zijn.  Uiteraard de NEC magistrate, de vertegenwoordiger van de National Election Commission in de provincie, die de verkiezingen moet organiseren in de 133 stembureaus. Dat is geen makkie. Een aantal stembureaus is alleen te voet te bereiken, zodat er soms 8 uur met de stembiljetten en bussen moet worden gelopen. De werving van 665 polling workers (stembureauleden) is deze week in gang gezet. En elk stembureau moet buiten een security hebben. Dat laatste is een probleem, want de politie beschikt over welgeteld 39 agenten. Dat aantal moet worden aangevuld met andere ambtenaren, zoals van de brandweer, de immigratiedienst e.d.

Eén politieauto

De politie is trouwens een drama, zo bleek uit het gesprek dat we hadden met de plaatsvervangend korpschef. Er is slechts één auto, de acht motorfietsen zijn kapot. De (mobiele) telefoon werkt vaak niet in het afgelegen Gbarpolu. Toen wij er waren een hele dag niet, in januari een hele maand niet. Er is geen satelliettelefoon. In de bergen van Gbarpulo worden diamanten en goud gevonden. Officieel zijn er enkele concessiegebieden van de C-categorie, wat betekent dat alleen kleine bedrijven en ZZP’ers hun geluk mogen zoeken. Maar ook buiten het gebied wordt er door velen gezocht. Omdat dit, zoals overal ter wereld, een nogal ruig volk is, zou het er in sommige stembureaus nog weleens heet aan toe kunnen gaan. Onbereikbaar ver weg met die ene politieauto. Toch maakt niemand zich echt zorgen. Gbarpolu, zo verzekerde men ons, heeft een traditie van vreedzame verkiezingen. In 2005, 2011 en 2014 is er niets gebeurd, en dat zal in 2017 niet anders zijn. Niemand wil terug naar de burgeroorlogen die tussen 1990 en 2003 woedden.


T-shirts, petjes, wat rijst en water

Nu moet worden gezegd dat praktisch iedereen, ook de politici die wij spraken, kalmte uitstraalde. Er waren weliswaar enkele kleine incidenten geweest naar aanleiding van het afscheuren van verkiezingsaffiches, wat in Liberia als een fors vergrijp wordt gezien, maar verder is de campagne tot nu toe rustig verlopen. Sommige presidentskandidaten zijn langs geweest, zoals Alexander Cummings van de Alternative National Congress. Meer dan duizend mensen waren daar volgens de plaatselijke voorzitter van het ANC bij aanwezig. Nu zegt dat op zich niet veel. In Gbarpolu valt nog minder te beleven dan in Almelo, er is niet eens een stoplicht, en als er dan een presidentskandidaat langs komt, is dat een gebeurtenis van belang. Er worden dan vaak T-shirts, petjes, wat rijst en water uitgedeeld wat gretig aftrek vindt. Bij de volgende kandidaat komen ze dan weer – en dat valt ze niet kwalijk te nemen.

Nauwelijks auto's in Bopolu
Niet meer van de partij

Overduidelijk is dat partijen er veel minder toe doen dan personen. De vicepresident Boakai, die nu voor de regerende Unity Party de presidentskandidaat is, komt uit de naburige provincie Lofa. Tot 2003 was Gbarpolu onderdeel van Lofa, dus hij wordt nog steeds als ‘een van ons’ gezien. Hij zal wel weer de meeste stemmen halen in Gbarpolu, is de verwachting van velen. Net als in 2011, toen hij de running mate was van Ellen Johnson Sirleaf, en de UP 66,9% haalde. Maar van de drie districten, die ieder een afgevaardigde voor het Huis leveren, is er nu slechts één van de UP. De verwachting is dat deze afgevaardigde na de verkiezingen niet zal terugkeren. Dat partijen er minder toe doen, blijkt ook uit het gemak waarmee politici overstappen naar een andere partij. Daarbij vergeleken zijn de fracties in de Tweede Kamer bijna hermetisch gesloten cellen. Ik schat dat van de huidige 73 afgevaardigden zeker twintig honorabels inmiddels niet meer van de partij zijn. Ook vóór dat ze gekozen zijn, wisselen ze makkelijk van partij. Als iemand niet op de ledenvergadering (primary) als kandidaat wordt uitverkoren, stapt menigeen over naar een andere, meestal kleinere partij waar het wel lukt. Het is overigens een kostbare zaak om je kandidaat te stellen. Aan de partij moet meestal een bedrag van rond de $500 betaald worden om aan de primary te kunnen deelnemen; eenzelfde bedrag vraagt de NEC voor de registratie van een kandidaat. Beide bedragen moeten uit eigen zak worden betaald. Van de landelijke partij staat daar niets tegenover. Ook de campagne moet de kandidaat zelf betalen. Niet zo héél verwonderlijk dat de liefde voor zijn of haar partij niet bij iedereen goot is. Temeer daar de meeste partijen hetzelfde zeggen te willen. Evenals veel kandidaten: die willen die zetel. Kan het niet linksom, dan maar rechtsom.

zaterdag 16 januari 2016

De Liberiaanse kamervoorzitter beschuldigd van corruptie

(Ik ben weer terug in Liberia!)

In de week dat de Tweede Kamer de met veel publiciteit omgeven verkiezing van een voorzitter afhandelde, kwam de Liberiaanse collega van de vers gekozen Khadija Arib fors onder vuur te liggen. Alex Tyler, want zo heet de man, wordt er in de FrontPage Africa van beschuldigd zich jarenlang verrijkt te hebben. Met name door als parlementsvoorzitter geld te incasseren van bedrijven die concessies door het parlement geratificeerd wilden hebben, zodat ze konden beginnen met hun mijnbouw- of landbouwactiviteiten. Concessiepolitiek is een van de (vele) zwakke schakels in het toch al wankele overheidsgestel van ontwikkelingslanden die over veel bodemschatten beschikken. Dat geldt ook voor Liberia, en daar heb ik al een aantal blogs aan gewijd (zie het label 'bodemschatten' onder 'trending'). Een concessie verlenen aan een buitenlands bedrijf om bijvoorbeeld (palm)olie of ijzererts te winnen is snel geld verdienen voor de bestuurlijke elite. Want maar een deel komt in de staatskas terecht, de rest verdwijnt in zakken van ambtenaren en vooral politici die de dienst ‘verlenen’ om de concessie rond te krijgen. In het genoemde FrontPage Africa artikel komt een Liberiaanse ondernemer aan het woord, die vertelt dat een parlementariër 5000 dollar vroeg om een amendement in te dienen op een concessieverlening aan de ondernemer. Zonder dat wijzigingsvoorstel zou het voorstel niet worden aangenomen. Verder moest hij nog 45.000 dollar aan andere ‘honourable’ afgevaardigden betalen om zeker te zijn van hun stem, allemaal in contant geld. 

Alex Tyler
Half duister

Volgens Moore Stephen, de vermaarde Britse accountants die voor het Liberia Extractive Industries Transparency Initiative (LEITI)  de jaarrapporten opstellen, speelt een groot deel van de concessieverlening zich in het half duister af. FrontPage Africa schrijft dat van de 68 concessie-overeenkomsten die door het parlement de laatste jaren zijn goedgekeurd (totale waarde 8 miljard dollar) slechts drie de normale route gevolgd. Ik heb dat niet terug kunnen vinden in het laatste LEITI rapport, maar wel worden in dat rapport vele andere harde noten gekraakt over de gebrekkige wijze waarop bedrijven en agentschappen van de overheid rapporteren over de concessieverleningen. FrontPage Africa herinnert er ook aan dat sinds 2005 door het parlement voor 16 miljard dollars aan concessies is verleend: ‘many of these concessions were unable to make any meaningful difference on the ground’.

Web van corruptiedraden

Het is algemeen bekend dat er geld op tafel moet komen om het parlementaire proces te beginnen dat uiteindelijk moet leiden tot besluitvorming. En dat proces is vooral in handen van de voorzitter van het parlement, dat overigens ook in het kleine Liberia uit twee kamers bestaat (Huis van Afgevaardigden en Senaat). En dat vervolgens parlementariërs geld vragen voor hun ‘ja-stem’. De Canadees Len Lindstrom raakte met zijn aanvraag voor een concessie zo verward in het web van  corruptiedraden die gespannen werden dat hij daar een website en een boek aan heeft gewijd (Corruption 010), dat van de gelijknamige website te downloaden is.

Jandy’s Little Paradise

Terug naar Tyler. Eind december werd Jandy’s Little Paradise geopend. Een hotel, restaurant, conferentiecentrum en relaxcentrum, gelegen aan de weg van de hoofdstad Monrovia naar het ‘internationale’ vliegveld. Eigenaar: het echtpaar Tyler; kosten naar verluid 1 miljoen dollar. Ellen Johnson-Sirleaf, president van Liberia, was gevraagd de opening te verrichten, maar zij weigerde met het argument dat de president zich niet voor privé-karretjes laat spannen. Een argument dat weinig hout snijdt, want enkele jaren geleden opende ze wel het chique Grand Royal Hotel in Monrovia, dat nota bene in handen is van een rijke Libanese familie. De officiële opening werd, aldus het vermakelijke krantenverslag,  nu verricht door United Methodist bisschop Dr. John G. Innis.


 Vloot van pickups

Het echte argument van de president was dat zij ‘not amused’ was, omdat Tyler, tot voor kort een partijgenoot in de regerende Unity Party, zijn eigen partij was begonnen om als kandidaat in 2017 aan de presidentsverkiezingen mee te doen. FrontPage Africa was een kijkje gaan nemen bij het kantoor van de nieuwe partij, de Liberia People’s Democratic Party, en constateerde dat er een ‘vloot’ van brandnieuwe pickups klaar stond om de partij aan de man te brengen. Volgens de krant opnieuw een bewijs van de weelde waarin Tyler baadt. Hoe komt hij toch aan dat geld, zo vroeg de krant zich af, want in 2005, toen hij zijn parlementaire loopbaan begon, verklaarde Tyler een maandsalaris van 207 dollar te hebben en zijn enige bezit was een schamel stenen huisje dat 5173 dollar waard was.

Naast de extra concessie-inkomsten beschikt Tyler als ‘Speaker of the House’ ook over een zeer riant salaris en nog riantere onkostenvergoedingen. Volgens de begroting 2014/2015 heeft Tyler in totaal in een jaar zo’n 2 miljoen dollar tot zijn beschikking. Daarin begrepen zijn salaris en allerlei toeslagen voor benzine, kranten, assistenten, reiskosten enz. Een fors bedrag: de totale staatsbegroting is zo’n 650 miljoen dollar. Wellicht is dit bedrag conform de vermelde posten besteed. Maar wellicht ook niet, want er vindt geen enkele controle op de besteding plaats en de enige die over dit geld beschikt is Tyler zelf.  

woensdag 16 september 2015

Liberia verdrinkt in het Zwarte Goud

De National Oil Company of Liberia (NOCAL) is failliet. Er is geen geld meer in kas, hoewel er verleden jaar, volgens bronnen die het weten kunnen, nog 30 miljoen dollar op de bankrekening stond. NOCAL is een fenomeen in Liberia dat voortdurend in opspraak is. Ze is een paar jaar geleden opgericht toen er voor de kust van Liberia olievelden werden gevonden. Vanaf dat moment verkeert de elite van Liberia in een roes en worden de blikken wazig vanwege de vele dollartekens in de ogen. De NOCAL werd opgetuigd en er werden concessies voor eerste, nadere onderzoeken verleend aan de big boys van de olie-industrie zoals Chevron en Exxon. Daarmee werden enkele tientallen miljoenen dollars binnen gehaald. Daartegenover stond op  de staatbegrotingen van de laatste jaren een fors bedrag om de salarissen, auto’s en kantoren van de NOCAL te bekostigen, terwijl er nog geen druppel olie was geboord. Twee jaar geleden benoemde de president haar zoon Robert tot hoogste baas van de NOCAL. Harde kritiek van vele kanten viel haar ten deel, ze verdedigde zich met het argument dat ze haar zoon kon vertrouwen en formuleerde een eigen definitie van nepotisme: als je zoon bekwaam is mag je hem in een hoge overheidsfunctie benoemen. Er kwam een laag van directeuren, toezichthouders en managers tot wasdom. Experts vanuit het buitenland werden ingevlogen om te vertellen hoe uiteenlopende landen als Noorwegen, Azerbaijan en de VS met hun olierijkdom om sprongen.


 Wakkere parlementariërs

Intussen waren de parlementariërs ook wakker geschud en begonnen hun rol als wetgever op te eisen. Sommigen verwarden hun rol als volksvertegenwoordiger met die van oliemannetje. Zo beijverde een van de parlementariërs zich om het Russische Gazprom mee te laten spelen in de dans rond de olievelden, en wist een ontmoeting tussen Russen en de president, Ellen Johnson Sirleaf  te arrangeren. Volgens krantenberichten leidde dat echter tot niets, niet voor de Russen en, laten we dat goedgemutst aannemen, ook niet voor de parlementariër. Wat naar verluid wel geld voor parlementariërs opleverde was het aannemen van twee wetten die a) het verlenen van concessies aan oliebedrijven om voor de kust olievelden te exploiteren regelde en b) de structuur en werkwijze van  NOCAL vastlegde. 
Graphic uit FrontPageAfrica
 Het is alom bekend, maar nooit bewezen, dat de president regelmatig stemmen koopt van parlementariërs om een wetsvoorstel er door te krijgen. Het geldende tarief schijnt 15.000 dollar per stem te zijn. De NOCAL stelde ook 900.000 dollar aan het Huis van Afgevaardigden beschikbaar om eind 2014 in het land hoorzittingen te organiseren over beide genoemde wetsontwerpen. Dit onder het mom van het horen van de bevolking over dit zo belangrijke onderwerp. Dank zij de olie zou Liberia immers opstomen naar de divisie van ‘middeninkomen’ landen, waar het nu nog in de groep van armste vijf landen ter wereld vertoeft. Uiteraard werd deze ‘gift’ van 900.000 dollar zwaar bekritiseerd in kranten en door allerlei burgergroepen. Maar de parlementariërs aanvaardden het in dank met de redenering ‘nu gaan we doen wat al zo lang van ons wordt verlangd: we gaan naar de mensen luisteren’. Nadat er enkele hoorzittingen waren georganiseerd, ontstond er tussen de ‘honorables’ veel trammelant over de besteding van de gelden. De beschuldigingen dat er geld in eigen zakken was gestoken, vlogen over de vergadertafels. De ondervoorzitter van het Huis van Afgevaardigden werd gevraagd een rapport op te stellen. Bij de behandeling van dit rapport in een plenaire vergadering eisten enkele Kamerleden het vertrek van de voorzitter, die laakbaar zou hebben gehandeld. Dit leidde tot handgemeen en een chaos die door een camera werd vastgelegd; de video van dit schaamteloos optreden is hier (korte versie van 5 minuten) op YouTube te zien. (Klik hier voor 47 minuten Rebellion at the House of Reps.)
En dat was het dan; de kwestie is, zoals gebruikelijk in Liberia, nooit afgerond.

Robert Sirleaf
Moeder en zoon Sirleaf

Dat speelde zich allemaal ruim een half jaar geleden af. Er gingen toen ook al geruchten de ronde (Liberia is rijker aan geruchten dan aan olie) dat NOCAL op zwart zaad zou zitten. Dat werd uiteraard ontkend, maar toen in juli/augustus het personeel niet meer uitbetaald kon worden, viel het doek. Niet voor de eerste keer waren het actieve studentengroepen die openheid eisten. Zij eisten van president Johnson Sirleaf dat de directeuren en het topmanagement gearresteerd en ondervraagd zouden worden, inclusief haar zoon Robert. Deze had  verleden jaar zijn positie bij de NOCAL opgegeven, omdat hij kandidaat was voor de vrijkomende Senaatszetel in Montserrado, de dichtstbevolkte provincie van Liberia. Bij de Senaatsverkiezingen, in december 2014, werd hij verpletterend verslagen door oud-voetballer George Weah, de leider van de oppositionele Congress for Democratic Change. Achteraf beschouwd was dit een vlucht naar voren, en praktisch iedereen in Liberia, uitgezonderd zijn moeder, hoopt dat deze Robert de dans niet zal ontspringen. (De president luidde haar zoon bij NOCAL uit met de woorden ‘missie volbracht’, wat achteraf een bijzondere betekenis heeft gekregen.) Zo wisten de studentengroepen te vertellen dat de $700.000 die Robert had uitgetrokken om een voetbalteam te sponsoren, als een onderdeel van zijn verkiezingscampagne, uit de kas van NOCAL was gehaald.
Ook werd van de president geëist dat de Liberiaanse rekenkamer een onderzoek gaat instellen naar het (financiële) beleid van de NOCAL.

Actie plan

De president heeft gereageerd op de NOCAL-crisis met het voorstel om een Sustainable Action Plan (duurzaamheid is ook in Liberia een containerbegrip) op te stellen dat moet leiden tot een beheersing van de kosten en een aanzienlijke vermindering van het aantal functies aan de top van het bedrijf. De overblijvende top van het bedrijf zou op 50% van de tot dan geldende salarissen worden gezet en verplicht worden om daarover belasting te betalen. So far so good, maar haar mededeling dat de vertrekkende topman zijn  pensioen en wachtgeldregeling zou behouden, leidde uiteraard tot bergen van kritiek. De financiële teloorgang van NOCAL weet zij aan een ernstige terugval van inkomsten uit verlening van vergunningen aan oliemaatschappijen om voorbereidend onderzoek te doen. Die vergunningen waren in de jaren ervoor wel verleend, en hadden ook geld in het laatje gebracht, maar blijkbaar hadden de rekenmeesters van de Liberiaanse overheid gedacht dat deze incidentele inkomsten structureel elk jaar binnen zouden komen…

Verantwoordelijk

De oud-directeur van de Rekenkamer, John Morlu, onthulde in The News van 27 augustus dat hij na de eerste audit van de NOCAL, een paar jaar geleden, de president al had gewaarschuwd dat corruptie en wanbeleid bij de NOCAL aan de orde van de dag waren en dat op onregelmatige wijze oliecontracten werden gesloten. De president had dit echter weggewuifd met de opmerking dat de NOCAL te belangrijk was voor de economische ontwikkeling van het land om zich daar druk over te maken. Volgens Morlu zijn moeder en zoon Sirleaf verantwoordelijk voor het failliet van NOCAL en moet Robert maar eens uitleggen waar die 30 miljoen dollar zijn gebleven die ooit op de bankrekening stonden.
Ook andere gezaghebbende figuren, zoals oud-minister Kofi Woods, die in het voorjaar nog op uitnodiging van het Nederlandse parlement in Den Haag met een Kamercommissie over de Ebola-crisis heeft gesproken, meende dat de president volledig verantwoordelijk is voor het echec.
Inmiddels is de president aan het schuiven. Ze heeft nu, volgens de New Democrat van 9 september, de verantwoordelijkheid op zich genomen van het financiële drama. Fijntjes voegt de krant daar aan toe dat de president ‘and her family’ betrokken zijn bij ‘shifty oil negotiations’, dat een vorige topbestuurder van NOCAL onder ede heeft verklaard dat de president de stemmen van parlementariërs heeft gekocht en geweigerd heeft de ‘bribed tainted petroleum sharing contracts’ te ontbinden. De regering kondigde bovendien een ‘intern onderzoek’ aan, en meldde daarbij stoer dat de verantwoordelijken voor het financiële wanbeleid vervolgd zullen worden. Dat deze ferme uitspraak wat op gespannen voet staat  met de boetedoening van de president is een conclusie die je niet moet trekken. Voor de bühne meldt de president zich aan als eerst verantwoordelijke, maar anderen zullen hangen.

Graphic uit FrontPageAfrica
Senaat onderzoekt

En het parlement? Het Huis van Afgevaardigden houdt  zich tot nu toe tamelijk rustig. Normaliter zou er een stevig debat over het falen van de president worden gevoerd, onderzoeken en het rollen van koppen worden geëist. Maar niets van dat al. Wat het House  betreft is dat niet zo verwonderlijk, gezien het hierboven beschreven akkefietje met de ‘inspraak-gelden’. En de beschuldigingen dat er een aantal ‘geachte afgevaardigden’ meegegeten hebben uit de ooit zo rijk gevulde NOCAL-ruif.
Een senaatscommissie heeft wel een rapport over de kwestie afgeleverd, waarin, weliswaar als mosterd na de maaltijd, de staf wordt gebroken over de brede en dik verdienende toplaag van NOCAL. Aangedrongen wordt in dat rapport op een diepgaander onderzoek, wat dus inmiddels de president heeft aangekondigd.

Bij die hele NOCAL-kwestie moet ik vaak denken aan de verzuchting van een Kenyaanse collega een paar jaar gelden toen de eerste olieproefboringen gunstig uitpakten. ‘Hopelijk wordt het niets. De winning van olie leidt alleen maar tot corruptie en andere ellende.’

zaterdag 5 september 2015

Argumenten en actie met passie

Deze week was ik vier dagen upcountry in Gbarnga, de hoofdstad van Bong County, voor een training van activisten van de CSO coalition on Natural Resource Management (NRM). NRM is een van de Civil Society Organisations die wij in Liberia ondersteunen met trainingen, advies en geld. Om zo de maatschappelijke druk op het parlement te verhogen, opdat er meer aandacht en oplossingen -al is het maar een begin-  komen voor de problemen waar het overgrote deel van de Liberianen mee kampt: slecht onderwijs, grote werkloosheid, erbarmelijke, onhygiënische huisvesting. Volgens het laatste rapport van het Internationaal Monetair Fonds moet maar liefst 85% van de Liberianen zien rond te komen van welgeteld één dollar per dag. En dat terwijl het land gezegend is met natuurlijke rijkdommen als ijzererts, hout, palmolie, rubber, goud en –wellicht in de nabije toekomst- de zwarte variant: olie. Maar deze natuurlijke rijkdommen worden, veelal onder een laag van corruptie en wanbeleid, door middel van langjarige concessies weggegeven aan buitenlandse ondernemingen, die de grondstoffen het land uit brengen om het elders op de aardbol te verwerken. Deze concessies worden vaak slecht nageleefd, mede omdat er nauwelijks controle is van de overheid hierop. 

Rubberboom
Omringende communities van concessie gebieden worden vaak gouden bergen beloofd, maar uiteindelijk is het resultaat meestal dat zij hun vruchtbare gronden kwijt zijn, de beloofde werkgelegenheid niet overeenkomt met hun vaardigheden en beloofde voorzieningen als een school of een kliniek uiterst traag van de grond komen. Dus is het broodnodig dat mensen zich organiseren om een eind te maken aan deze praktijken en op te komen voor een eerlijk, sociaal en duurzaam gebruik van de natuurlijk hulpbronnen. Dat beoogt NRM en tijdens de driedaagse workshop trainden wij activisten van hun vier regionale platforms hoe daar aan bij te dragen.

Passie

De workshop vond plaats in hotel Passion, en dat was precies de gemoedstoestand van de activisten. Enthousiast  en met veel kennis van zaken hoe in hun regio met concessies wordt omgegaan, discussieerden zij over, en werkten in groepen aan, een analyse van de problemen en voorstellen hoe het beheer vaan de natuurlijke hulpbronnen verbeterd kan worden. Daarbij concentreerden zij zich op twee hoofdlijnen. Aan welke voorwaarden moeten concessie overeenkomsten voldoen, willen deze bijdragen aan de sociale ontwikkeling van het land en –de tweede hoofdlijn- welke institutionele veranderingen moeten er plaatsvinden om er voor te zorgen dat de papieren overeenkomst ook daadwerkelijk daartoe leidt.

Hotel Passion
Giftige relatie

Concessie overeenkomsten zijn hot issues in elk ontwikkelingsland. De politieke elite is er dol op. Het is een manier om snel geld te incasseren  van de meestal westerse ondernemingen die aan de slag willen om hun slag te slaan. Een deel van dat geld komt in de staatsbegroting terecht. Maar een ander, wellicht veel groter deel, verdwijnt in de zakken van corrupte politici, die in korte tijd steenrijk worden. Er is een lange lijst aan te leggen van deze lieden, die slechts in een enkel geval hun terechte straf niet ontlopen.
In de vele analyses die de ronde doen over de onderontwikkeling van Afrika scoort deze giftige relatie hoog. Vandaar dat goed bestuur hoog op de agenda staat, waarbij transparantie in de, wat ik gemakshalve de mijnsector noem, centraal staat.
En actieve burgergroepen kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Zij hebben de lokale kennis, kunnen mensen organiseren en daarmee politici beïnvloeden, dan wel onder druk zetten. En dat is precies wat NDI en NRM, met ondersteuning van de Tanzaniaanse expert Amani Mhinda, proberen te doen. In de twee jaar dat wij nu samenwerken hebben we op vele manieren deze drieslag gemaakt. Om actie te kunnen voeren en te kunnen overtuigen moet je weten waar je over praat en een idee hebben wat er veranderd moet worden. En als je steun onder de bevolking  hebt georganiseerd en weet waar je het over hebt, kom je beter beslagen ten ijs om parlementariërs te bewegen hun verantwoordelijkheid te nemen.

Amani Mhinda legt uit.
Onderaannemers

De activisten van NRM bogen zich allereerst over de concessie overeenkomsten die in hun regio op dit moment gelden. Dan moet je denken aan uiteenlopende ‘winning’ activiteiten zoals ijzererts, palmolie, houtkap en rubber. Wat staat er op papier en wat komt er in de praktijk van terecht? Zijn er voldoende veiligheidsmaatregelen voor het personeel, is die school in het naburige dorp gebouwd, worden Liberiaanse werknemers geschoold, nemen onderaannemers ook de bepalingen in acht? Enzovoorts. Op grond van de bestaande praktijken werden aanbevelingen geformuleerd en bediscussieerd. Zoals: de tekst van de concessie overeenkomsten moeten voor eenieder beschikbaar zijn, het controleren van de uitvoering van de overeenkomst moet door de overheid veel beter georganiseerd worden door bureaucratie en stammenstrijd tussen ambtelijke diensten te slechten, een vast percentage van het concessiebedrag moet besteed worden aan sociale ontwikkeling van dorpsgemeenschappen die het concessie gebied omringen. Enzovoorts.

Vinger in de pap

Op dezelfde manier bediscussieerden de platforms de werkmethodes die  de overheid hanteert om het geld dat uit de concessies komt te besteden. Dat geld wordt voor een deel door de Liberiaanse regering doorgesluisd naar de 15 counties. Een county kent geen gekozen bestuur; er is een door de president aangestelde superintendent, die een klein ambtenarenapparaat aan stuurt. Verder hebben de ministeries hun eigen vestigingen in elk county. Maar bovenal, en dat is een grote doorn in het oog van velen, hebben de parlementariërs uit de county (Liberia kent het verfoeilijke districtenstelsel) een veel te grote vinger in de pap. Zo zit een parlementariër de jaarlijkse vergadering van de County Council voor die  het geld over de projecten verdeelt. De samenstelling van deze County Council vindt op uiterst dubieuze wijze plaats. De superintendent en de parlementariërs bepalen wie er in mag zitten wat leidt tot vriendjespolitiek en een voorkeur voor jaknikkers. Bovendien is er nog een strijd tussen de regering en het parlement gaande over wie er nu zeggenschap heeft. De regering heeft regels opgesteld voor de werkwijze, waarin geen rol voor parlementariërs is vastgelegd. Als reactie daarop hebben Huis en Senaat in eendracht besloten de jaarlijkse begrotingswet aan te vullen met wat bepalingen die hun positie in het verdelingsmechanisme moeten veilig stemmen.

Participanten bediscussiëren hun aanbevelingen
Sociale ontwikkeling

Het hoeft geen betoog dat tijdens de workshop deze situatie van alle kanten werd bekritiseerd. Evenals een groot aantal zaken, die hiermee samenhangen, zoals het niet publiceren van agenda’s en verslagen, de onduidelijke aanbestedingsprocedure van projecten waarbij corruptie hoogtij viert, het financieren van projecten die weinig met sociale ontwikkeling te maken hebben (kantoren en auto’s voor ambtenaren), de gebrekkige monitoring van in uitvoering zijnde projecten. Enzovoorts. De aanbevelingen spruiten vrij logisch voort uit deze terechte kritiekpunten.
Het resultaat van de workshop zal een passievol  policy paper zijn die misstanden analyseert en  aanbevelingen doet. Maar papier is geduldig. Na de bijeenkomst in Gbarnga keren de activisten terug naar hun regio en zullen aan de slag gaan om steun te verwerven voor de veranderingen die zij bepleiten. Veranderingen die alle gericht zullen zijn op transparantie, ontbureaucratisering, meer invloed van de bevolking en bovenal bij zullen dragen aan de zo broodnodige sociale ontwikkeling.

De gebruikelijke 'familiefoto' na afloop van de workshop.





zondag 28 juni 2015

Een week vol verrassingen en leermomenten

Deze week was ik wederom upcountry voor ons programma. Weliswaar niet helemaal tot in het diepe zuidoosten (Maryland), zoals een maand geleden, maar naar Zwedru. Het is toch altijd weer een avontuur zo’n rit van een paar honderd kilometer. Allereerst valt op hoe snel de asfaltering voortschrijdt van de weg tussen Monrovia en Ganta (zie mijn blog van 23 mei). Waar je vroeger toch zo’n dag over deze 265 km deed, ben je nu in 4 uur in Ganta. Maar vanaf Ganta is het als vanouds. De  onverharde weg is met het invallen van het regenseizoen in vergelijking met een maand geleden een stuk slechter. In feite is het één hobbel- en af en toe glijpartij van zo’n 5 uur.

Johnson Moordenaar

Het is nu de vijfde keer dat ik deze route rijd, maar altijd zie je weer nieuwe dingen. Even buiten Ganta staat op 50 meter van de weg een pakweg vier meter hoog standbeeld van een man, met een boek in de hand van zijn zwaaiende arm. Ik was verbaasd. ‘Is dat beeld nieuw?’ vroeg ik mij Liberiaanse metgezellen. ‘Nee het staat er al een paar jaar, het is een beeld van Prince Johnson’. Ik kon het niet geloven. Dus deze warlord, deze moordenaar van de met een staatsgreep aan de macht gekomen president Samuel Doe, deze senator met een VN-uitreisverbod, deze Prince die volgens de Truth and Reconciliation Commission van Liberia nummer 1 staat op de lijst van Most Notorious  Perpetrators  vanwege Killing, extortion, massacre, destruction of property, force recruitment, assault, abduction, torture, forced labor and rape tijdens de burgeroorlog en dertig  jaar land geen publieke functie zou mogen bekleden, heeft bij leven en welzijn  een beeld voor zichzelf opgericht?
We stopten om een foto te maken en lazen met een mengeling van afkeer en hilariteit de ronkende tekst die op de sokkel stond (inderdaad in hoofdletters uitgehouwen):

HERE STANDS IN LASTING MEMORY OF THE REVOLUTIONARY HERO OF NIMBA COUNTY GENERAL PRINCE YORMIE JOHNSON.
A STATESMAN, POLITICIAN, DIPLOMAT AND EVANGELIST OF THE GOSPEL OF JESUS CHRIST WHO FREED THE PEOPLE OF NIMBA COUNTY AND LIBERIA


Het beeld is in 2013 geplaatst en stond er ongeschonden bij. Nimba is zijn bolwerk: in december 2014 werd hij zonder problemen opnieuw voor 9 jaar tot senator gekozen. Maar buiten Nimba geniet hij weinig populariteit. Ook niet in de senaat, waar hij af en toe nog voor ‘moordenaar’ wordt uitgemaakt. Zijn electorale basis in het voor Liberiaanse begrippen vrij druk bevolkte Nimba is echter een troefkaart die hij bij iedere presidentsverkiezing handig weet uit te spelen, zoals ik in mijn blog van enkele weken geleden al memoreerde.
Van de ‘arrestatie ’en het ‘verhoor’ van president Doe door Prince Johnson is een video gemaakt die op YouTube te zien is. Het is een tamelijk schokkend verslag van de manier waarop de warlord, met niet de bijbel maar een bierblik in de hand, over zijn slachtoffer triomfeert. Dat hij later een herboren christen werd, zich evangelist noemt en zich met een bijbel in zijn wuivende hand laat afbeelden, is wellicht een poging om de digitale werkelijkheid die hem zijn hele leven zal achtervolgen, wat te neutraliseren.

Roadblock van €2,50

In Tapita werd de Ebola Treatment Unit afgebroken. Ook maar even foto van gemaakt. Het bewijs dat de Ebola is verslagen. Hopelijk wordt het niet te snel verwijderd. 


Onderweg kom je de meest vreemd uitgedoste auto’s en vrachtwagens tegen. Soms met passagiers als zichtbare verstekelingen die het risico nemen van een ongenadige valpartij om maar niet te hoeven lopen.


Verlaten wrakken van auto’s kom je ook regelmatig tegen en gevallen van pech. Op één plek blokkeerden drie met pech kampende vrachtwagens de route. We werden gedwongen een omweggetje te maken door het aanpalende dorp. De bewoners waren niet van gisteren en hadden een simpele wegblokkade opgetrokken  van een paar latten en een krukje. Voor geld wilden ze ons wel doorlaten. Ik heb met bewondering gade geslagen hoe mijn collega’s met hen in discussie gingen en, toen ze het niets eens konden worden, met de dorpelingen naar de Town Chief gingen. Na 20 minuten palaveren en tegen betaling van 250 Liberiaanse dollars (€2,50) mochten we verder rijden…


Een vuist maken

Uiteindelijk ging het om drie bijeenkomsten die we afgelopen week organiseerden. Twee van hen hadden hetzelfde karakter. NDI wekt nauw samen met vijf civil society organisations (CSO’s). Een van hen is de CSO-coalition on Natural Resource Management (NRM). Hierin werken 22 CSO’s samen, die streven naar een eerlijk, transparant en sociaal beheer van de natuurlijke rijkdommen van Liberia. Dat is hard nodig, want het meeste hout, ijzererts, palmolie, goud en binnenkort wellicht ook olie, wordt door buitenlandse bedrijven het land uit verscheept via overeenkomsten met de overheid waar haast altijd de geur van corruptie om heen hangt. En waarbij meestal ook de leefomgeving én middelen van bestaan van omringende gemeenschappen worden geschaad. Wij trainen en ondersteunen NRM om met de bedreigde gemeenschappen een vuist te vormen tegen deze praktijken en het parlement onder druk te zetten om een beleid te voeren, c.q. van de regering af te dwingen, dat niet danst naar de pijpen van het buitenlandse bedrijfsleven, maar naar de belangen van het overgrote deel van de –straatarme- bevolking. Om met meer kracht vanuit de basis van de samenleving te opereren heeft NRM vier regionale platforms in het leven geroepen. Hierin zijn lokale groepen actief om vanuit hun regio met informatie te komen of en hoe bedrijven de sociale verplichtingen uit die overeenkomsten (de bouw van een school voor naburige dorpen, fatsoenlijke huisvesting, scholing en gezondheidszorg voor de  werknemers e.d.) nakomen en hoe serieus de overheid daar op toe ziet.

Bijeenkomst in Zwedru.
De geur van de geldpot

De twee Regional Stakeholders' working sessions die NRM organiseerde (in Zwedru en Gbarnga) waren bedoeld om met de leden van deze twee platforms te discussiëren welke problemen én kansen er in hun regio zijn om dit jaar aan te pakken. Wat voor beide een groot probleem bleek te zijn, was het functioneren van de zogenaamde County Social Development Funds CSDF). In de overeenkomst die de overheid met bedrijven sluit, zijn behalve sociale verplichtingen, ook belastingverplichtingen opgenomen. Een deel daarvan komt terecht in deze CSDF’s, waarmee allerlei ontwikkelingsprojecten (infrastructuur, maar ook scholen en gezondheidscentra) worden gefinancierd. De structuur van en zeggenschap over deze fondsen zijn op papier redelijk geregeld, maar de werkelijkheid is een andere. Talloze overheidscommissies, ministeries en agentschappen bemoeien zich er mee, terwijl de parlementariërs uit de regio de neiging hebben het als een geldpot voor leuke dingen voor hun kiezers te beschouwen. En voor hen zelf, want ook om deze geldpot hangt de penetrante geur van corruptie. Het is dus zaak voor beide platforms om het functioneren van deze fondsen aan de orde te stellen en met voorstellen te komen hoe het beter, transparanter, socialer en democratischer kan.
Een ander kritiekpunt was de gebrekkige wijze waarop de overheid het nakomen van de verplichtingen uit de overeenkomst monitort. Dat vereist nauwgezet en consequent werkende ambtenaren, die door hun politieke bazen daarop aangestuurd worden. En daar ontbreekt het allebei aan, zoals overigens in veel onderontwikkelde (én ontwikkelde) landen.
Dus ook dat zal door de platforms geagendeerd moeten worden.
Volgende week zal NRM soortgelijke bijeenkomsten in de andere twee regio’s houden.

Groepsfoto van de 'Regional NRM Stakeholders'in Gbarnga.
Een reces van vier maanden

De derde bijeenkomst, afgelopen zaterdag,  had een ander karakter. Behalve drie CSO’s die zich met politiek inhoudelijke zaken bezighouden, ondersteunt NDI ook twee CSO’s die het parlement –en de individuele leden- volgen. Welke onderwerpen komen in het Huis en de Senaat aan de orde? Hoe zit het met de aanwezigheid van de parlementariërs? Wie doet er zijn of haar mond open en hoe vaak? Wie is actief met het indienen van moties of het ter verantwoording roepen van ministers? Zijn stukken en agenda’s van tevoren verkrijgbaar voor burgers? Enzovoorts. Dit monitoren is hard nodig om de lawmakers een spiegel voor te houden en hen zo te stimuleren zich actiever op te stellen in zaken die er voor de bevolking toe doen. Want daar ontbreekt het wel eens aan. En het is een manier om de kiezers te informeren over wat de gekozenen zoal in hun naam uitspoken.
Een van beide CSOs, de Justice and Peace Commission (JPC), houdt ook bij hoe serieus de parlementariërs hun vertegenwoordigende rol nemen. Liberia kent een districtenstelsel en dus wordt er van de gekozenen honorables verwacht dat ze een goede band met hun kiezers onderhouden. Zeker gedurende de agricultural break, een historische verworvenheid uit de tijd dat de meesten een boerderij hadden: van augustus tot begin januari staat het parlementaire leven stil en worden de parlementariërs geacht in hun kiesdistrict te zijn. Een veel gehoord kritiekpunt is dat de meesten dat niet doen, maar bij voorkeur naar Amerika afreizen om familie te bezoeken en zich medisch van alle kanten te laten doorlichten. Om Wahrheid van Dichtung te scheiden heeft JPC in ieder van de 15 provincies (counties) een monitor aangesteld. Deze moet tijdens dat lange reces in de gaten houdt of de parlementariër in zijn of haar district aanwezig is en welke activiteiten er worden ontplooid om de kiezers te informeren en consulteren. En daarover ook te rapporteren. Daarnaast inventariseren zij welke politici een lokaal  kantoor hebben en zo ja, hoe dat functioneert.

De JPC Orientation Training in Gbarnga.
Politiek bloedbad

Deze 15 monitors waren afgelopen zaterdag bijeen voor een Orientation Training, eveneens in Gbarnga,  om met elkaar te bespreken hoe ze hun taak oppakken, ervaringen te delen enz. Ik heb ze voorgehouden hoe belangrijk het is dat ook dit deel van het parlementaire werk wordt gevolgd. Enerzijds om nu eens duidelijk te krijgen of het onderbuikgevoel dat velen er een potje van maken wel klopt. En anderzijds, nog belangrijker, een beeld te schetsen wat er wél gebeurt, zodat daar een stimulerende werking van uit kan gaan. Dat geldt ook voor het inventariseren van de kantoren. In Liberia zijn de fysieke en digitale communicatieverbindingen slecht, dan wel onbereikbaar voor de meeste mensen. Dat maakt dat direct contact voor alles en iedereen buiten de hoofdstad Monrovia met een parlementariër moeilijk te realiseren is in de periode dat het parlement vergadert (januari-augustus). Een lokaal kantoor met een goed werkende staf kan daar zeker verbetering in brengen.
Langzamerhand begint het steeds meer bij de parlementariërs zélf door te dringen dat ze hun werk anders moeten aanpakken, willen ze herkozen worden. Zowel de algemene verkiezingen in 2012 als de ‘halve’ Senaatsverkiezingen in december 2014 waren een politiek bloedbad. Verreweg de meesten werden niet herkozen, omdat ze onzichtbaar waren voor hun kiezers. Het monitoren kan daar verandering in brengen. Zichtbaar zijn én de juiste, voor de grote massa van arme Liberianen relevante, ‘dingen doen’. Dáár gaat het om.


zondag 26 april 2015

De Rijksdienst voor ondernemend Nederland maakt er een potje van

De Ebola-crisis heeft tot een groeiende aandacht geleid voor de getroffen landen Sierra Leone, Guinee en Liberia. De Wereldbank heeft een hulpfonds opgezet waar Nederland, als een van de eerste landen, inmiddels aan heeft bijgedragen. De Verenigde Staten heeft toegezegd met een fors bedrag over de brug te komen voor Liberia als de UNMIL, de grote VN-missie (blauwhelmen maar ook veel civiele hulpverleners) zich vanaf 2016 gaat terugtrekken. En ministers van bijv. EU-landen laten hun neus zien. De Zweedse en Duitse ministers van ontwikkelingssamenwerking zijn onlangs op bezoek geweest en de Nederlandse minister Ploumen zal begin juli in een bliksembezoek de drie landen bezoeken. 

Een droevige tekst

De Rijksdienst voor ondernemend Nederland liet onlangs een persbericht uitgaan waarin de missie werd aangekondigd met de volgende tekst:
Wilt u kennis nemen van de huidige economische ontwikkelingen in Sierra Leone, Liberia en Guinee? Ga dan van 5 t/m 8 juli mee met de economische missie naar deze landen met Lilianne Ploumen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Voor de uitbraak van Ebola zaten deze landen economisch gezien in de lift. Nederland organiseert als één van de eerste landen na de Ebola-uitbraak een economische missie op ministerieel niveau naar deze regio. Graag bieden we bedrijven de mogelijkheid om vroeg in te spelen op potentiële kansen die zich in deze landen zullen voordoen, want ondanks de Ebola-crisis zijn de fundamenten van deze economieën onaangetast. De verwachting is dat er de komende jaren geïnvesteerd wordt in gezondheidszorg, landbouw en infrastructuur in de drie landen, wat interessante kansen biedt voor het Nederlandse bedrijfsleven. Daarnaast heeft Nederland ook het bedrijfsleven instrumentarium en beurzenprogramma voor alle drie de landen opengesteld.


Eigenlijk wel een droevige tekst. Voor de Ebola was West-Afrika een terra incognito voor de Nederlandse overheid, die in haar ontwikkelingsbeleid andere prioriteiten stelde. Tijdens de Ebola-uitbraak kwam de Nederlandse overheid langzaam in beweging en droeg mondjesmaat bij met hulpgelden. Na de Ebola komt er een handelsmissie, want er liggen kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven een graan mee te pikken van de honderden miljoenen die naar verwachting zullen binnenstromen. Die moeten namelijk in de filosofie van de Rijksdienst zo snel mogelijk weer uitstromen, het liefst naar het Nederlandse bedrijfsleven.

Een bedriegende tekst

Het is ook een bedriegende tekst. Graag bieden we bedrijven de mogelijkheid om vroeg in te spelen op potentiële kansen die zich in deze landen zullen voordoen, want ondanks de Ebola-crisis zijn de fundamenten van deze economieën onaangetast. Wat had de schrijver van deze tekst voor ogen toen hij tikte dat de fundamenten van deze economieën ‘onaangetast’ zijn? De economie van Liberia is te zwak voor woorden. Het land kan in het geheel niet voorzien in zijn eigen behoefte: alles moet worden ingevoerd, met uitzondering van enkele producten zoals toiletpapier en pils. Er is een werkloosheid van 80%, grondstoffen als rubber, palmolie, hout  en ijzererts worden onmiddellijk door de buitenlandse bedrijven  het land uitgevoerd. De jaarlijkse staatsbegroting (ruim 600 miljoen dollar) gaat op aan ambtenarensalarissen, overheidsgebouwen en bedrijfsauto’s. Er is geen overheidsgeld voor infrastructuur (wegen), gezondheidzorg, onderwijs of huisvesting (daarover verderop meer). De overgrote meerderheid van de bevolking moet rondkomen van een dollar per dag per persoon, wat bijeen gesprokkeld wordt met straathandel of de verbouw van een stukje land. Liberiaanse ondernemers zijn er nauwelijks. De Liberianen met een vast inkomen verdienen dat als ambtenaar, bij een internationale hulporganisatie of in de daaraan gelieerde dienstensector zoals beveiliging, huishoudelijke hulp en horeca. De ‘zichtbare’ economie, zoals verhuur van kantoren en appartementen, het drijven van restaurants en hotels, invoer en verkoop van levensmiddelen en consumptiegoederen, is in handen van enkele Libanese families, die hier soms al tientallen jaren wonen, een gesloten (maar geen hechte) gemeenschap vormen, de Liberiaanse politieke elite op tijd met geld belonen, maar niet populair zijn bij  de massa van arme Liberianen.


‘Open deur politiek’ syndroom

Het enige ‘fundament’ van de economie is een ideologische: sinds jaar en dag zijn politici in Liberia bevangen door het ‘open deur politiek’ syndroom. Dit syndroom werd ontwikkeld in de jaren ’60 door de toenmalige president Tubman, die een list moest verzinnen om te kunnen concurreren met andere Afrikaanse landen die, eenmaal bevrijd van het koloniale juk, ineens veel meer westerse bedrijven op hun stoep vonden.
Elk buitenlands bedrijf was –en is- welkom om te halen wat er gehaald kan worden. Uiteindelijk zullen door het ‘doordruppelmechanisme’ alle Liberianen hier van profiteren. Als dat werkelijk het geval zou zijn,  zou Liberia met zijn 4 miljoen inwoners het welvarendste land ter wereld moeten zijn, in plaats van het armste.

Economische groei en inflatie

De Rijksdienst vertelt verder.
De Liberiaanse economie kende voor de Ebola-crisis een economische groei van meer dan 11%. De verwachting is dat de economische groei na de Ebola-crisis weer zal aantrekken. De belangrijkste sector is de landbouw, gevolgd door mijnbouw met als belangrijkste exportproducten ijzererts en rubber. De handel met Nederland is afgelopen jaren toegenomen. Zo is de export naar Liberia gegroeid met 73% sinds 2010. De belangrijkste exportproducten vanuit Nederland zijn voeding en machines.

De cijfers verschillen. Volgens de Wereldbank was de economische groei in 2013 11,3%, volgens African Economic Outlook 8,1%. Maar de inflatie is ruim 7%. Die economische groei komt bovendien eenzijdig tot stand: het is vooral de (uit)verkoop van ijzererts die daar debet aan is. De prijs van ijzererts op de wereldmarkt is inmiddels fors gezakt. Een van de grootste spelers op die wereldmarkt, BHP Billiton, is zich aan het terugtrekken uit Liberia. En de Ebola-crisis zal zijn sporen ook nalaten. De economische groei voor de uitbraak van de Ebola, was bovendien niet inclusief. Het kwam slechts een zeer klein deel van de bevolking, de rijke bovenlaag/politieke elite,  ten goede. De groei  droeg ook niet bij aan investeringen in onderwijs, gezondheidszorg of infrastructuur.
Dan het punt van de handel: de export van Nederland naar Liberia is fors gegroeid de laatste jaren. Dat is fijn voor Nederland. Maar wat heeft Liberia er aan? Liberia voerde in 2012 943 miljoen (dollar) aan producten uit en maar liefst 7 miljard in. Een negatieve handelsbalans van maar liefst 6 miljard, het tienvoudige van de staatsbegroting. Vergelijk dat even met Nederland: 489 miljard import, 538 miljard export: een overschot van een half miljard. En, zoals gezegd: die uitvoer van Liberia bestaat uit grondstoffen: rubber, hout, ijzererts, cacaobonen. De invoer uit machines, auto’s, voedsel, elektronica. Dat is het ‘fundament’ van de economie van een onderontwikkeld land, waarvan de Rijksdienst het blijkbaar positief vindt dat deze onaangetast is gebleven.

Misleidende staatsbegroting

Maar de Rijksdienst vertelt verder.
Er wordt door de Liberiaanse overheid geïnvesteerd in het herstellen van de infrastructuur. Zo wordt de haven van Monrovia uitgebreid en heeft de overheid plannen om de havens van Buchanan en Greenville te verbeteren. Ook wordt het internationale vliegveld verbeterd en worden er nieuwe wegen aangelegd. Tevens heeft de overheid plannen te investeren in het verbeteren van de energievoorziening. Dit creëert kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven.

Het zou goed zijn als de Rijksdienst even de tijd nam om de staatsbegroting van Liberia goed te lezen. De begroting is hier te vinden. Dan zou het allereerst opvallen dat deze begroting gevoed wordt door twee bronnen: internationale donor gelden en eigen inkomsten uit belastingen. Dat is ongeveer in de verhouding 50/50 op een totaal van (afgerond) 1,2 miljard dollar. Ruwweg gezegd worden alle projecten (aanleg van infrastructuur, onderwijs- en gezondheidsprojecten, trainingen van overheidspersoneel, steun aan boeren) door donoren betaald: de Verenigde Staten, de Europese Unie, Zweden en internationale organisaties zoals de Wereldbank en de VN. Uit eigen zak betaalt de Liberiaanse overheid vooral ambtenaren, gebouwen, en auto’s. En uiteraard het parlement, dat staat voor 30 miljoen in de boeken, ca. 5% van de ‘eigen’ staatsbegroting.

Wegaanleg door een Chinees bedrijf  met geld van de Wereldbank.
Dat de Liberiaanse overheid dus investeert in het herstellen van de infrastructuur is op zijn vriendelijkst gezegd een verdraaiing van de werkelijkheid. In de begroting is overigens geen geld opgenomen om de havens van Buchanan en Greenville te verbeteren. Er is inderdaad wel 3 miljoen uitgetrokken voor renovatie van het internationale vliegveld. Het eenzijdige uitgavenpatroon van de staatsbegroting is een groot probleem voor de ontwikkeling van het land. Er wordt een groot, maar uiterst inefficiënt ambtenarenapparaat in stand gehouden, en daarmee een onmiskenbare bijdrage geleverd aan corruptie en cliëntalisme. Slimme overheidsinterventies, gefinancierd met een mix van publieke en private gelden, ontbreken.

Minkukel informatie

En de Rijksdienst besluit:
Voor de agrosector liggen in Liberia kansen op het gebied van tuinbouw (groente en fruit), cacao, palmolie, rubber en de export van voedsel. Voor mijnbouw liggen er kansen op het gebied van ijzererts, goud en diamanten. Tenslotte biedt de oliesector kansen. Recentelijk is er een aanzienlijke voorraad olie aangetroffen in de wateren van Liberia.
Hoe die kansen nu precies benut moeten worden, blijft onduidelijk. Moeten Nederlandse bedrijven grondstoffen als palmolie, rubber en cacao uit Liberia zien te krijgen, om ze vervolgens elders tot eindproducten te verwerken? Moeten pindakaas, mayonaise, roomboter, bier, conserven, jenever en tomaten (om maar enkele voorbeelden te noemen van NL-producten die de winkelschappen sieren) vergezeld worden van allerhande andere levensmiddelen en consumptieartikelen? Moet Heineken nu werkelijk gestimuleerd worden om met in Zoetermeer gebrouwen bier het lokale Club-bier te verdrijven?
De Nederlandse minister van Ontwikkelingssamenwerking, die toch verantwoordelijk is voor dit soort minkukel informatie,  dat vrees ik een uitdrukking is van de intenties van haar beleid, zou er goed aan doen wat voorwaarden te stellen aan de in- en export. Om er enkele te noemen:
·        Nederlandse bedrijven moeten op alle niveaus van hun activiteiten in Liberia Liberianen in dienst nemen en waar nodig hen begeleiden en trainen in hun werk;
·        Nederlandse bedrijven moeten samenwerken met gecertificeerde Liberiaanse onderaannemers.
·        Nederlandse bedrijven moeten geen grondstoffen importeren, maar in samenwerking met de Liberiaanse overheid een economische structuur in Liberia ontwikkelen, waarbij de verwerking van die grondstoffen tot eindproducten in Liberia plaatsvindt, o.a. door een versterking, vernieuwing  en opschaling van aanwezige, traditionele sectoren.

Houtbewerking in Liberia staat op een hoog niveau!
Om van het laatste een goed voorbeeld te noemen: hout is een belangrijk export product. Er 
bestaat echter een tamelijk florerende binnenlandse markt van kleine timmerbedrijven die stoelen, banken, bedden en kasten maken. Deze sector zou versterkt, vernieuwd en opgeschaald kunnen worden, zodat die eindproducten ook uitgevoerd kunnen worden.
Bovengenoemde drie punten zijn niet hemelbestormend. Dit type aanbevelingen is terug te vinden in ieder rapport dat de laatste jaren door organisaties als de Wereldbank is gepubliceerd. Zouden ze voor een PvdA-minister nog een brug te ver zijn?


zaterdag 17 mei 2014

Bodemschatten voor sociale ontwikkeling


Ik heb al eens eerder een blog gewijd aan de extractive industries in Liberia en de pogingen die NDI ondersteunt om tot een politiek te komen die de opbrengsten van de natuurlijke hulpbronnen op een transparante manier ten goede laten komen aan de sociale ontwikkeling van het land. Liberia, en vele andere landen in Afrika, is rijk aan bodemschatten (ijzererts, diamanten, olie) en kennen een vruchtbare bodem voor talrijke gewassen (cacao, palmolie,  rubberbomen). “How can countries be so rich in mineral wealth and yet so poor?” vraagt het Africa Progress Panel van de VN zich opnieuw af in haar laatste rapport. Het antwoord is snel gegeven: slecht bestuur, corruptie op grote schaal en in het geval van Liberia, een land dat nog steeds de wonden likt van een 12-jarige burgeroorlog. En, voeg ik er aan toe, het waanidee dat buitenlandse bedrijven die de bodemschatten komen ophalen, bijdragen aan de economische ontwikkeling. Als dat het geval zou zijn, zou Liberia het rijkste in plaats van het armste land ter wereld zijn.
Parlementariërs bekijken een rubberboom.


“No region has provided more abundant evidence in support of the resource curse theory than Africa. Countries such as Angola, the Central African Republic, Equatorial Guinea, Liberia and Nigeria have been widely used as case studies to explore the links between resource exports, conflict and poor governance. There are some exceptions, such as Botswana, but they are few. The question at the heart of the debate over the resource curse in Africa is: “How can countries be so rich in mineral wealth and yet so poor?”

African Progress Panel




Parlementaire onderzoekscommissie
Verleden jaar organiseerde ik een parlementaire onderzoekscommissie die het gevoerde beleid ten aanzien van de natuurlijke hulpbronnen in kaart bracht. Er werd gesproken met deskundigen en betrokkenen ministers, vakbonden, en de bedrijven zelf. De bevindingen van de missie logen er niet om. Er is een wirwar van commissies, agentschappen en bureaus die zich allemaal namens de regering met het concessiebeleid bezig houden. En dus is er sprake van een voortdurende bureaucratische stammenstrijd. Het parlement is te zwak om haar kaderstellende en toetsende rol te kunnen uitoefenen. De ministeries zijn onderbemand met ondeskundige ambtenaren om de afspraken die in de contracten zijn vastgelegd op hun uitvoering te controleren. En dus kunnen de buitenlandse bedrijven vrij  ongestoord hun gang gaan. De aanbevelingen in het rapport bevatten een groot aantal voorstellen om hier drastisch verandering in aan te brengen, zoals een forse vermindering van het aantal bureaucratische stammen en een voorwaarden waar concessies aan moeten voldoen om bij te dragen een sociale ontwikkeling. Het rapport zweeft nog steeds ergens in de parlementaire wandelgangen, de leden van missie hebben moeite om na A ook B te zeggen.


Handen uit de mouwen in de workshop
Daar komt hopelijk snel verandering in. NDI traint nu Civil Society Organisations (CSOs) om beter voor hun zaak op te komen en welke manieren er zoal zijn om parlementariërs in beweging te krijgen: praten, lobbyen, actievoeren. Zoals de Natural Resources Management coalitie (NRM), die bestaat uit twaalf  burgergroepen. Deze week organiseerden wij een driedaagse workshop voor zo’n 30 NRM-activisten uit het gehele land in het centraal gelegen Gbarnga, zo’n drie uur rijden vanaf Monrovia landinwaarts. Plaats van samenkomst: het bisschoppelijke Pastoral Center, een uitgestrekte oase van rust en contemplatie in deze chaotische stad.
Maar vergis je niet, zo’n workshop is niet zitten, luisteren en af en toe een opmerking maken. De handen moeten uit de mouwen worden gestoken: in kleine groepen fact sheets maken van de situatie m.b.t. de concessieverleningen in hun regio. Het ontleden van een thans geldend contract dat tussen overheid en bedrijf is afgesloten: wie heeft er voordelen van, welke verplichtingen heeft het bedrijf t.a.v. onderwijs, huisvesting en gezondheidszorg, hoe staat het met milieumaatregelen, komt er werkgelegenheid voor de lokale bevolking en bovenal: hoe staat het met de naleving, controle en sancties bij nalatigheid? In een andere sessie ontwikkelden de vier regionale NRM-platforms ieder een actieplan: waar focust het platform zich op, hoe worden de banden gesmeed met de communities die om het concessiegebied liggen, welke actiemiddelen worden er ingezet, welke media worden gebruikt, welke parlementariërs worden onder druk gezet om iets te ondernemen? De deelnemers werden bij dit alles deskundig begeleid door Amani Mhinda, een expert uit Tanzania op dit gebied, die ook al eerder de parlementaire onderzoekscommissie had geassisteerd.
De deelnemers aan de workshop
Actieplan
Na drie dagen werken, discussiëren en plannen uitwerken, keerden de NRM-activisten gisteren terug naar hun regio om meteen aan de slag te gaan met de opgedane kennis, vaardigheden,  fact sheets en actieplannen. Om bedrijven en de overheid aan te sporen, dan wel te dwingen, zich aan de gemaakte afspraken te houden. Om te controleren wat er uiteindelijk van terecht komt: wordt die school of kliniek nu echt wel gebouwd? Kunnen er Liberianen aan de slag? En worden ze bijgeschoold?

Met deze werkwijze verzamelt NRM door het hele land verspreide kennis, toetst argumenten en beoordeelt best practices die alle tezamen bouwstof zijn voor het lanceren van een sociale, duurzame concessiepolitiek. Daarmee wordt dan aansluiting gezocht bij het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie, waardoor beide initiatieven elkaar versterken en er op een belangrijk onderwerp iets ten goede kan worden veranderd.   

zaterdag 15 februari 2014

Een politieke belofte is sneller gegeven dan uitgevoerd


Deze week stond in het teken van twee van onze meest in het oog springende activiteiten, waar we het eerste jaar van ons programma mee afsluiten. Afgelopen woensdag en donderdag organiseerde NDI een National Issues Forum in het stadhuis van Monrovia en op vrijdag was het National Lobby Day in het parlementsgebouw.
Het National Issues Forum had als doel om activisten van burgergroepen te laten discussiëren met mensen uit de wetenschap, ambtenaren, internationale organisaties en stafleden van parlementariërs om zo hun standpunten, argumenten en doelstellingen aan te scherpen. Twee dagen, vier dagdelen, lang werden in twee parallelle sessies in totaal dus acht onderwerpen bediscussieerd. Onderwerpen die van groot belang zijn voor de ontwikkeling van Liberia, in het middelpunt van de maatschappelijke en politieke discussie staan, maar tegelijkertijd schreeuwen om meer aandacht en daadkracht van het parlement. Die acht sessies werden inhoudelijk niet door NDI voorbereid, maar door acht verschillende (coalities van) belangengroepen. Daaronder drie groepen, die wij met trainingen, adviezen en geld ondersteunen, om hun expertise en lobbykwaliteiten te vergroten. Dat zijn de WASH-coalitie (water, sanitair, hygiëne), de Natural Resource Management Consortium (NRM) en SEWODA, een women-empowerment groep. 

Deelnemers aan een sessie.
Lege bureaus en fourwheeldrives

WASH wijdde een sessie aan de noodzakelijke versimpeling van de politieke en ambtelijke commissies, agentschappen en ministeriële bemoeienissen om zo de aansturing en de realisering van zulke  belangrijke basisvoorzieningen als schoon water en riolering voor alle Liberianen bereikbaar te maken. Want nu is dat een wirwar van clubjes en baasjes die in kantoren achter veelal lege bureaus zitten, rondrijden in fourwheeldrives met chauffeur en bij iedere daadwerkelijke aanleg van waterput of riolering rekenen op geld van een internationale organisatie. Dat dit drastisch moet veranderen is voor velen duidelijk en hoe dat zou moeten was onderwerp van deze sessie. Door het fors saneren van en dus snijden in die ambtelijke top en de geldstromen meer richten op de aanleg van de zo noodzakelijke voorzieningen.
Het NRM-consortium zette in op de noodzaak van een eerlijke landpolitiek. Liberia kamp, zoals veel andere Afrikaanse landen, met wildwest taferelen als het om grondbezit gaat. Velen noemen zich ten onrechte eigenaar van stukken grond, verkopen die, waarna een ander zich meldt als de echte eigenaar en een land dispute is het gevolg. Dit gebeurt in steden en in het oerwoud, waar buitenlandse bedrijven azen op concessies voor bos- en mijnbouw en belachelijk goedkope deals met de chief van een dorp willen sluiten. Dat het noodzakelijk is om eerlijke wetgeving tot stand te brengen betoogde in deze sessie ook de vertegenwoordiger van de Land Commission, die bezig is met een wetsontwerp.
SEWODA richtte haar peilen op twee wetten die ter behandeling op het bordje van het parlement liggen. De Gender Parity Bill beoogt te bereiken dat in Huis en Senaat tenminste 30% van de leden vrouw (of man…) is. Of er voldoende steun voor dit wetsontwerp bestaat is onzeker, vandaar dat SEWODA er alles aan doet om zoveel mogelijk discussie over dit onderwerp te organiseren. Daarnaast moet de Anti-Rape Bill de parlementaire eindstreep halen om het grote probleem van verkrachtingen, met name ook binnen familieverband, te kunnen aanpakken. Steun daarvoor lijkt verzekerd, al betekent het aannemen van een wet, zeker (ook) in Liberia,  nog niet dat daar ook naar gehandeld wordt.

Geen woorden maar daden

De vierde sessie ging over de erbarmelijke kwaliteit in het lager onderwijs, dat geteisterd wordt door slecht betaalde, corrupte en incompetente onderwijzers, nauwelijks leermiddelen, overvolle klassen en uiterst onhygiënische omstandigheden. Het zijn deze ‘bekende feiten’ die de aanwezige onderwijsmensen de revue lieten passeren. Het is wonderbaarlijk dat er zoveel berusting bestaat op dit vlak. Veel meer actie is nodig om beleidsmakers tot herbezinning te dwingen, zo luidde de conclusie van deze sessie. En sommige deelnemers zullen daar ook mee bezig gaan.

De voorzitter van de jeugdafdeling van de vakbond licht toe.
De massale jeugdwerkloosheid werd in de vijfde sessie geanalyseerd door vertegenwoordigers van de koepel van jeugdorganisaties FLY (Federation of Liberian Youth) en de jeugdafdeling van de vakbond (Liberia Labor Congress). De cijfers zijn schrikbarend hoog (65% tussen 18 en 35 is werkloos) en het beleid werd als volstrekt onvoldoende gekarakteriseerd, wat ook wel door de vertegenwoordiger van het Ministerie van ‘Jeugd en Sport’ werd erkend. De zaal zat vol gemotiveerde jongeren die aan drie uur discussiëren niet genoeg hadden hun onvrede te uiten. De voorstellen van beide jeugdorganisaties (beter vakonderwijs, begeleiding naar werk, banen scheppen door de overheid) werden wel ondersteund, maar ook hier was de conclusie dat er veel meer moet gebeuren dan woorden op papier, wil er iets veranderen.
‘Veiligheid’ was het onderwerp van sessie nummer 6, waarbij de o.a. slechte staat van de gevangenissen en het doen en laten van de particuliere veiligheidsbedrijven werden besproken. Dat het, eufemistisch uitgedrukt, geen pretje is om in een Liberiaanse gevangenis te zitten, moge duidelijk zijn. Recente rapporten van internationale waarnemers op dit vlak waren vernietigend. Aan het fenomeen van de particuliere beveiligingsbedrijven heb ik in dit blog al eerder aandacht geschonken, en tot mijn grote verrassing vond de Security Work Group, die deze sessie organiseerde, dat de wildgroei in deze sector aangepakt moest worden.


Overweldigende opkomst

De sessies 7 en 8 gingen over wetgeving die de democratie in Liberia moeten verstevigen. Er werd in deze sessies gediscussieerd over noodzakelijke wijzigingen in de kieswet om verkiezingen eerlijker en transparanter te laten verlopen, zoals een evenwichtige samenstelling van de kiesraad, verbetering van de kiezersregistratie en een betrouwbare klachtenprocedure. De grondwet van Liberia is eveneens aan herziening toe. Er liggen vele wensen op tafel, maar gezien de ingewikkelde, ongelijksoortige en soms verwarrende tekst van de huidige grondwet is het haast onbegonnen werk om met wijzigingen, die alleen via een referendum van kracht kunnen worden, de tekst te verbeteren. Een geheel nieuwe grondwet zou de beste oplossing zijn, maar het is zeer de vraag of dat haalbaar is.
Deze acht actuele onderwerpen werden in ‘The Ballroom’ en ‘The Lounge’ van de City Hall van Monrovia bediscussieerd. We hadden op ongeveer honderd deelnemers voor elke dag gerekend, maar kwamen bedrogen uit. De eerste dag werd bezocht door zo’n 250 discussianten en de tweede dag door ruim 200. Een overweldigende opkomst die laat zien dat er een grote behoefte is om met een menukaart van acht sessies in de hand met elkaar diepgaand te discussiëren over belangrijke kwesties.
Lobbyisten poseren voor het parlementsgebouw.
National Lobby Day

De dag erop, vrijdag Valentijnsdag,  was de National Lobby Day. Niet voor niets waren beide evenementen in de tijd aan elkaar gekoppeld. Onze drie partners, NRM, WASH en SEWODA, hadden in de weken er voor afspraken gemaakt met ongeveer 60 (van de 103) parlementariërs om op deze vrijdag in individuele ontmoetingen de onderwerpen aan de orde te stellen die de dagen ervoor in hun sessies waren bediscussieerd. Elke belangengroep had een team van tien mensen samengesteld, die een week of drie geleden door ons een dag zijn getraind in hoe je zo’n lobbygesprek met een parlementariër moet voeren. Zoals: bezoek de lawmaker met een kleine delegatie (3-5 man/vrouw), verdeel de rollen, behandel één of twee onderwerpen, bereid je uiteraard goed voor, wees concreet met wat je wilt bereiken, probeer samen met de parlementariër een conclusie te formuleren voor een follow-up, laat een A4tje achter met de hoofdpunten en contactgegevens van je groep, maak een groepsfoto, bespreek het gesprek na met de delegatie en verdeel de taken die na het gesprek nodig zijn, stuur een bedankbrief met daarin de gezamenlijk getrokken conclusie en blijf met de parlementariër in gesprek. 
Iedere groep had een verschillend fel gekleurd T-shirt aan met de eigen slogan. En zo zwierven er afgelopen vrijdag van 10 tot 4 uur zo’n dertig actieve lobbyisten door het gebouw om met al die parlementariërs hun argumenten en wensen te bediscussiëren. Dat ging prima. Ze kregen van veel parlementariërs steun voor hun ideeën en voorstellen en nu is het uiteraard zaak om die steun te verzilveren in concrete daden. Aan het slot van de dag werd een persconferentie gehouden, waar veel journalisten op af kwamen. De leiders van de groepen gaven een beknopt verslag van de gesprekken die er gevoerd waren. Ze benadrukten dat zo’n lobbygesprek niet het einde was, maar het begin van engagement tussen parlementariërs en belangengroepen. Daar moet verder aan gewerkt worden want een belofte is door een politicus sneller gegeven dan uitgevoerd. 

De persconferentie.