zaterdag 29 september 2012

Het rotten van de vis begint bij de kop

Deze week bezocht ik een symposium van het Amerikaanse IREX, een NGO die zich vooral richt op de versterking van de rol van de media en de ‘civil society’ in ontwikkelingslanden. Het was een volle bak in een van de zalen van het opvallend goed georganiseerde stadhuis van Monrovia.  Veel vertegenwoordigers van actieve groepen uit het hele land, van ‘rural radiostations’ tot vredes- en vrouwengroepen, en uit Monrovia veel journalisten en landelijk actieve clubs zoals CENTAL (Center for Transparency and Accountability in Liberia).
Ui het goed gevulde, tweedaagse programma pikte ik twee workshops: ‘hoe corruptie en fraude te bestrijden’ en ‘de rol van de media’.  Corruptie en fraude is een groot probleem in Liberia. Het doordesemt de hele maatschappij, van rijk tot arm, van het onderwijs tot de rechtspraak, van de commerciële tot de publieke sector. Nu zijn corruptie en fraude beladen termen in Westerse oren, waarmee overigens niet gezegd is dat de ‘beschaafde’, westerse wereld vrij is van corruptie en fraude. Integendeel, het komt praktisch overal voor. Ook in Nederland. Maar op een andere schaal. In een arm land als Liberia probeert iedereen een graantje mee te pikken en is de kleine corruptie schering en inslag. Politieagent, dokter, ambtenaar, de studentenadministrateur op de universiteit: velen proberen hun vaak schamele inkomen aan te vullen met een extra betaling voor de diensten die ze leveren. En er zijn natuurlijk grote gevallen: de massale houtkap door Aziatische bedrijven, die met steekpenningen hun vergunningen hebben gekregen, de nationale oliemaatschappij die parlementariërs zou hebben omgekocht in ruil voor hun stem voor een gunstige concessieverlening enzovoorts. En dan zijn er nog de talloze schemergevallen: ambtenaren op loonlijsten die nooit op hun kantoor verschijnen, de zonen van de president die op hoge posities worden benoemd enzovoorts. 

Op het symposium passeerden vele voorbeelden de revue, mede ontleend uit een rapportage van CENTAL dat een fraudemonitor heeft gepubliceerd. Hoog op de lijst scoren politie, justitie en het parlement, de middenpositie wordt ingenomen door enkele ministeries en het bedrijfsleven en lager, maar zeker niet fraudevrij, staan sectoren als het onderwijs, de media en....internationale organisaties.  Veel kritiek van de panelleden (mensenrechten advocaten en CENTAL-vertegenwoordiger) was er op de anti-fraude regeringswaakhond, de Liberian Anti Corruption Commission (LACC), die veel slappe knieën werd verweten. Uiteraard was de LACC uitgenodigd, maar de voorzitter verscheen pas na een uur en kon zodoende alleen wat weinig zeggende antwoorden geven in het vragenrondje. Niemand kwam tot een sluitende strategie voor de strijd tegen corruptie, wat ook wel veel gevraagd is. Wel was er grote eensgezindheid dat ‘het rotten van de vis bij de kop begint’, oftewel dat de trap van boven af schoongeveegd moet worden.
De media workshop was ook voor een groot deel gewijd aan de integriteit van journalisten. Het is algemeen bekend dat een artikel gekocht kan worden in een van de ca. acht kranten die hier iedere dag in een kleine oplaag –en matig gedrukt- verschijnen. Journalisten worden zeer slecht betaald ‘en moeten wel’, zoals sommigen het zelf uitdrukken. Er werd gepleit voor een mediaklachtencommissie, een gedragscode en een overheidssubsidie om de kranten sterker te maken. Drie oplossingen die voor een Nederlander niet onbekend in de oren klinken. Overigens schuwen de meeste kranten berichtgeving over fraude en corruptie niet. Met vette koppen wordt met graagte bericht over frauderende ministers, rechters en politici, waarop echter zelden een vervolg komt. Omdat er praktisch nooit iemand voor fraude of corruptie wordt berecht, een uitspraak van de rechter kan immers ook worden gekocht, ontstaat er voor de relatieve buitenstaander een wat amorfe situatie. Een beschuldiging van fraude is immers snel geuit, maar als er nooit een vervolg is, blijft er iets ongewis in de lucht hangen.

Een kleine crimineel?

Ben ik zelf al met een vorm van criminaliteit in aanmerking gekomen? Al in de eerste weken –ergens in april- werd ik aangeklampt door een jongen die zich met gladde praat als een echte en eerlijke ‘businessman’ aanprees, die al eerder voor NDI’ers –en hij noemde een paar namen- mooi houtsnijwerk naar keuze had verzorgd. Voor zo rond de 40 dollar kon hij iets heel speciaals laten maken en hij liet me de foto zien van het logo van een Amerikaanse baseballclub – of ijshockeyclub. Hoewel ik het niet voor de volle 100% vertrouwde, stapte ik in de deal. Hij wilde een voorschot  van vijf dollar, om het hout te kunnen kopen. Leek me redelijk. Een week later wilde hij opnieuw vijf dollar, om benzine voor zijn brommer te kunnen kopen. Want hij moest een eind verderop in de stad verf kopen. Leek me een smoes, maar goed. De derde keer kwam hij aanzetten met zijn vriend die het echte snijwerk deed. een zielig verhaal over een ziek kind of zoiets. OK, opnieuw vijf dollar. En zo liet ik me in totaal twintig dollar aan voorschotten aftroggelen. In juni was er nog niets geleverd, maar als ik hem op straat tegen kwam, verzekerde hij me dat er aan gewerkt werd. Hij vroeg om een nieuw voorschot, maar dat weigerde ik. Eerst leveren, dan krijg je de rest. Een van mijn Liberiaanse collega’s had me een paar keer met hem zien praten en waarschuwde me voor ‘die kleine crimineel’. 


Als ik echt werd belazerd moest ik het tegen hem zeggen, dan zou hij hem wel even te pakken nemen. Het werd juli. Het werd augustus. Mijn eerlijke businessman leek van de aardbodem verdwenen. Een paar weken geleden kwam ik hem opeens tegen. ‘He crimineel, je hebt me belazerd’ riep ik hem toe – en nog wat meer half-dreigende taal, zonder overigens echt kwaad te worden, want inmiddels had ik me er mee verzoend dat ik twintig dollar aan een arme sloeber had gegeven, die wellicht thuis nog een paar hongerige broertjes en zusjes had rondlopen. Maar zie: vorige week kwam ik hem weer tegen. Hij verzekerde me dat hij de volgende dag het Feyenoord-logo bij mij op kantoor zou afleveren, waarbij ik natuurlijk nog wel even de resterende twintig dollar aan hem moest betalen. En zo geschiedde. Ik gaf hem nog vijf dollar extra, want uiteindelijk had hij geleverd.


zaterdag 22 september 2012

Discussies over de kieswet

Vorige week verkiezingen in Nederland, deze week stond mijn werk in het teken van ‘Elections Law Reform in Post-Conflict Countries’. Ons vierde politieke seminar was aan dit onderwerp gewijd. Het is een veel voorkomende ontwikkeling in landen die jarenlang geteisterd zijn door dictaturen en burgeroorlogen. Na die tijd van ellende komen er verkiezingen: nieuwe partijen schieten als paddestoelen uit de grond, er wordt een kieswet ingevoerd die eerlijke en vrije verkiezingen moet garanderen, internationale hulptroepen worden ingevlogen en op de grote dag zelf worden zoveel mogelijk stembureaus bevolkt door lokale en international waarnemers. De verliezende partijen accepteren de door de Nationale Kies Raad vastgestelde uitslag vaak niet en spreken van fraude en partijdige Kiesraden.

President Ellen Johnson-Sirleaf
Zo ging het ook in Liberia. In 2005 vonden de eerste parlements- en presidentsverkiezingen na de burgeroorlog plaats, respectievelijk gewonnen door de  Unity Party (UP) en Ellen Johnson Sirleaf. De verliezende Congress for Democratic Change (CDC) van voormalig stervoetballer George Weah verloor, en legde zich mokkend bij de uitslag neer. Bij de verkiezingen in 2011 herhaalde zich dit patroon, zij het dat bij de presidentsverkiezingen de CDC-kandidaat weigerde de 2de ronde van de presidentverkiezingen in te gaan. De CDC beschuldigde UP-kandidaat Johnson Sirleaf van fraude, zodat de latere Nobelprijswinnares de tweede ronde zonder tegenstander inging en zo makkelijk haar tweede ambtstermijn veroverde. Er waren demonstraties en rellen, waarbij doden vielen.
Sinds die verkiezingen, nu een krap jaar geleden, is de discussie over de kieswet losgebarsten. Internationale organisaties als het Carter Centre en de Europese Unie hebben lijvige rapporten uitgebracht met aanbevelingen voor aanpassingen van de kieswet.
De National Elections Commission (NEC) organiseerde de afgelopen maanden hoorzittingen in het hele land om de meningen te peilen. In januari worden de bevindingen aan het parlement gepresenteerd, waarna het aan volksvertegenwoordiging is om met wetswijzigingen te komen. Want zo werkt het hier: het is niet de regering, maar het parlement zelf dat het initiatief voor wetsvoorstellen moet nemen.

Verlengstuk van de president

En dus organiseren wij enkele activiteiten om de parlementsleden, en dan met name de leden van de betreffende commissies van Huis en Senaat, voor te bereiden op die taak. Het seminar was daarvan de eerste – en zal nog gevolgd worden door enkele scholingsbijeenkomsten.
De discussie op het seminar ging over de aanbevelingen en kritiekpunten die in de bovengenoemde rapporten en hoorzittingen naar boven waren gekomen.
Zoals vaak in landen die een burgeroorlog achter de rug hebben is er weinig vertrouwen in instituties, zoals een kiesraad. In Liberia worden de leden van de NEC, zoals elke belangrijke functionaris overigens, benoemd door de president. En daarmee is de NEC een verlengstuk van de president, zo betogen velen. Een ander punt is de klachtenprocedure; omdat de NEC die afhandelt is er weinig vertrouwen in een objectieve rechtsgang. Een ander kritiekpunt is de kiezersregistratie. Omdat er geen bevolkingsregister is –en ook geen gecentraliseerde kiezersregistratie, staan de deuren tot fraude, zoals meerdere keren stemmen op verschillende plekken, wijd open. Ook de dode zielen kunnen nog stemmen - bij volmacht. Maar naast deze min of meer technische zaken, zijn er ook andere obstakels die het democratische proces verstoren. Zo heeft het Huis een zittingstermijn van zes jaar en de Senaat maar liefst negen jaar. Dat zijn lange perioden die de parlementariërs, erg goed betaald, op het pluche kunnen plakken, zonder zich druk te hoeven maken om herverkiezing, transparantie en verantwoording afleggen. Ander punt dat een steen des aanstoots is: krachtens de grondwet mogen alleen Liberianen stemmen die tot het ‘negroïde ras’ behoren.
Het sterk personalistische karakter van de Liberiaanse politiek is voor velen een andere zorg. Parlementsleden wisselen makkelijk van partij, als hen dat zo uitkomt. Politieke partijen zijn slecht georganiseerd, hebben nauwelijks geld en een schrale programmatische of ideologische basis. Verkiezingen draaien dan ook vooral om personen, macht en geld – en nauwelijks om ideeën voor een betere toekomst. Een onlangs door het Huis aanvaarde wet om politieke partijen te financieren ligt stevig onder vuur, omdat velen het vooral zien als een zakkenvuller voor politici.

Luisteren (en kijken) via Skype naar Olufunto Akinduro
Over al deze onderwerpen werd levendig gediscussieerd op het seminar. De aftrap werd verzorgd, via een skype-verbinding met Johannesburg, door Olufunto Akinduro, een Afrikaanse verkiezingsexpert van het Electoral Institute for Sustainable Democracy in Africa (EISA). Zij gaf aan de hand van veel Afrikaanse voorbeelden –en een analyse van de Liberiaanse kieswetgeving – aan hoe de kieswet veranderd zou kunnen worden om bij te dragen aan vrije en eerlijke verkiezingen. Zoals het depolitiseren van de NEC door onafhankelijke mensen van onbesproken gedrag te benoemen. Politieke partijen subsidiëren? OK, maar dan niet de verkiezingskassen, maar alleen die scholingsactiviteiten die van partijen democratische ledenorganisaties maken, die het politieke debat inhoud geven. En zo passeerden een aantal aanbevelingen de revue, met daarbij als belangrijke, onderliggende notie dat alleen wetten veranderen onvoldoende is. Het is het –integere- gedrag van politici –en andere gezagsdragers- dat mede moet leiden tot een situatie, waarin er voldoende vertrouwen is in de werking van de democratie. 


zaterdag 15 september 2012

Krijgt Rutte wat hij zo verafschuwt?

Deze week stond ook voor mij toch voor een belangrijk deel in het teken van de Nederlandse verkiezingen. Afstand zegt niet alles blijkbaar. Via de burgemeester van Den Haag had ik geregeld dat het thuisfront voor mij mocht stemmen. (Nederlanders in het buitenland moeten zich –als ze willen stemmen- registreren bij de burgemeester van Den Haag. Je kunt dan per post stemmen –maar die werkt hier niet- of per volmacht – en dat regelt dan de gemeente Den Haag.) Via de Google-expats-Liberia groep, zo’n 1500 expats groot, had ik een korte oproep gedaan: ‘sinds ik hier in april aan de slag ben heb ik nog nooit een Nederland/se/er ontmoet, maar zijn er misschien toch Nederlanders, die ook nog over een schotelantenne beschikken, zodat we woensdag een verkiezingsavond ergens kunnen organiseren?’ Ik kreeg twee aardige reacties, maar geen schotelantenne. Dus kroop ik woensdagavond maar achter de computer op mijn werk, waar de internetverbinding snel genoeg is om de TV-uitzending op te pakken via de NOS-website.
Huilende GroenLinksers op de uitslagenavond.
Wat een dramatische uitslag. Natuurlijk voor GroenLinks, maar dat krijg je als je met het liberalisme flirt, Kunduz een fantastische missie vindt, het Lenteakkoord een strategische meesterzet, types als Mariko Peters en Tofik Dibi een paar jaar geleden op verkiesbare plaatsen zet, Tof Tissen een kandidatencommissie laat leiden en nog meer van dat onvoorstelbare, amateuristische geknoei. En wat was het desalniettemin gezellig in dat Rotterdamse café waar GroenLinks de uitslagenavond doorbracht. Jolande Sap werd toegejuicht alsof het zetelaantal verdubbeld was, in plaats van gedecimeerd, want zo kun je het zuivere verlies van zeven zetels wel noemen. Slechts een enkeling liet een traan... Het echec van GroenLinks is nog eens extra groot als je bedenkt dat alle linkse of progressieve partijen hebben gewonnen –of gelijk zijn gebleven.

VVD-winst een drama

Maar ook de winst van de VVD is natuurlijk een drama. Laat ik volstaan met deze link naar de column van Thomas van der Dunk, waarin hij genadeloos –en terecht- Rutte neersabelt, de grootste charlatan in de Nederlandse hedendaagse politiek. Erger dan Wilders.
Waar ik me ook tijdens die uitzending mateloos aan ergerde –wat heb ik me toch zitten ergeren merk ik nu drie dagen later nog- is de manier waarop de uitslagen van de SP steeds als verlies werden aangemerkt. Ik denk dat PVV en SP wel twintig keer door Mingelen cs in één adem als verliezers werden neergezet, maar de SP bleef toch echt in al dat Samsom-Rutte geweld keurig op 15 zetels staan. Al viel dat ‘de socialisten’ wel tegen, gezien de torenhoge peilingen in begin augustus. Maar over die peilingen zijn al zoveel kritische noten gekraakt (meer dan helft zweefde toen nog, SP-kiezers zaten thuis, die van de PvdA lagen op het strand, het enorme media geweld moest nog komen enz), dat ik daar verder over zwijg.

 Het mystieke midden

En dan die analyses van de uitslag, de keuze voor het midden. Met name de Volkskrant kon er maar geen genoeg van krijgen. Sinds wanneer zijn de VVD en de PvdA middenpartijen? ‘Ja, maar de flanken hebben verloren.’ Oh ja? Alleen de PVV dan. En VVD en PvdA stonden scherp tegenover elkaar, beïnvloed als ze zijn door hun electorale concurrenten, PVV en SP. Het midden bestaat nog welgeteld uit CDA en D66, samen goed voor 25 zetels. PvdA en de VVD zijn elkaars politieke tegenpolen. Een kabinet van deze twee partijen is een hopeloze exercitie die PVV noch SP windeieren zal leggen. Hoewel (bijna) niemand dat lijkt te durven zeggen, maakt deze uitslag een centrumlinkse coalitie mogelijk. PvdA, SP, D66, CDA en GroenLinks hebben samen 82 zetels. Een vijf partijen kabinet dat in de verte doet denken aan dat door de VVD zo verfoeide kabinet Den Uyl, dat steunde op PvdA, PPR, D66, KVP en ARP. Wat een ironie van de geschiedenis zou dat zijn! Rutte krijgt wat hij zo verafschuwt!

GroenLinks gaat evalueren!

Natuurlijk gaat GroenLinks met een speciale commissie evalueren. Dat behoort tot het standaard repertoire van de verliezer. Maar het levert zelden iets op, omdat zo’n commissie in zijn samenstelling al het compromis in zich draagt. Een beetje van dit en een beetje van dat en de waarheid, als-ie al niet op het kerkhof ligt, bivakkeert in het midden.
Die evaluatie, wil die enig hout snijden, moet beginnen met een analyse van de –verschuivende- politieke plaatsbepaling van GroenLinks. Kortweg gezegd: van een positie van links van de PvdA –een belangrijk vertrek- en referentiepunt bij de oprichting – tot ergens tussen D66, VVD, CDA en PvdA in. En hoe deze plaatsbepaling het karakter van GroenLinks heeft veranderd: ideologisch, programmatisch en electoraal. En daarmee het imago, het eigene, het herkenbare. Dan kan verklaard worden hoe een linkse partij het bestaat om een oorlogsmissie in Kunduz te steunen. Hoe een linkse partij, waarvoor sociaal-economische verhoudingen en het steunen van de onderliggende partij daarin een ijkpunt moet zijn, het bestaat om de vakbeweging te minachten, de duur van de WW in te korten, het ontslagrecht te versoepelen en een kamerlid (Jesse Klaver) te hebben die liever een VVD’er dan een PvdA’er op Sociale Zaken heeft.
Naast de inhoud moet ook de strategie aan de orde komen. Welke diepzinnige, consistente afwegingen zitten er achter de keuze om te pleiten voor een fusie met D66, de ene keer te opteren voor een Paarse variant, dan weer het gemeenschapsdenken van het CDA te omarmen, de VVD als een progressieve partij te bestempelen en de SP tot een conservatieve, om daarna weer met Cohen en Roemer op het podium van Een Ander Nederland te staan? Of, het absolute dieptepunt, als linkse oppositiepartij na de val van het meest rechtse kabinet ooit, een akkoord met datzelfde kabinet sluiten, terwijl de verkiezingen in aantocht zijn!
En dan tenslotte het voertuig zelf: de partij GroenLinks. Hoe deze partij is verworden van een democratische ledenpartij tot een speeltje in handen van de partijtop, die congressen, kandidaten- en programmacommissies regisseert, discussies uit de weg gaat en bij voorkeur onervaren, maar hondstrouwe mensen op posities tilt.
Naar zo’n evaluatie kijk ik uit. Ik vrees, tevergeefs.


zondag 9 september 2012

Een missie voor sociale woningbouw

Deze week stond helemaal in het teken van een van de interessantste –en hopelijk nuttigste- activiteiten die ik ontplooi sinds hier ik begonnen ben. Om de werkwijze van het parlement –en de prestaties van de parlementariërs- te versterken, organiseren we dit jaar twee ‘study investigation missions’. Het is een manier van werken die het Nederlandse parlement niet kent, maar vele andere wel. Zelf heb ik er zeer goede ervaringen mee opgedaan toen ik in de  Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa zat. Het is een van de beste middelen die een parlement kan inzetten om zelf de agenda te bepalen –en niet de oren naar de regering te laten hangen. Het recept is vrij eenvoudig. Men neme een belangrijk onderwerp, waar nodig iets aan moet gebeuren. Eerst vindt er een bronnenstudie plaats, daarna gaan enkele parlementariërs op pad voor een ‘fact finding mission’. Praten met deskundigen, met mensen die direct betrokken zijn, met gebruikers en een bezoek ter plekke. Vervolgens wordt er een rapport geschreven met beleidsaanbevelingen. Daar kan dan nog een keer een discussiedag aan gewijd worden, waarna er besluitvorming plaats vindt en-als het goed is- de koe vervolgens bij de hoorns wordt gevat.

Krotten zonder douche, wc of keuken

Ik was pas een week in Liberia toen ik al wist wat het onderwerp van de eerste missie moest worden: sociale woningbouw. De huisvestingssituatie is met geen pen te beschrijven, zo slecht. Het overgrote deel van de bevolking woont in uit leem, sloophout of golfplaat opgetrokken hutten en krotten, zonder elektriciteit, riolering en water. Zonder douche, wc of keuken. In een ruimte van een tien tot vijftien vierkante meters wonen gezinnen van vijf tot tien mensen. De regering heeft ambitieuze plannen: wegen, stuwdammen, een nieuw vliegveld – en ook gaat er geld naar gezondheidszorg en onderwijs, maar aan huisvesting wordt geen cent besteed. Het is een grote witte vlek, ook bij de meeste politici.
Krot in WestPoint
Gelukkig niet bij allemaal. Dus heb ik een team gevormd van zes parlementariërs, die graag met dit onderwerp aan de slag wilden. Na een paar weken van voorbereiding, waren in de afgelopen week alle activiteiten samengebald. De missie werd ondersteund door een expert uit Ghana, die ik via mijn Nederlandse huisvestingsconnecties op het spoor was gekomen. Een fantastische vent, met een grote ervaring op het gebied van slums en stedenbouw in de Afrikaanse context.
er waren gesprekken met het ministerie van Publieke Werken en de National Housing Authority (NHA). Deze NHA is een agentschap van de regering, een tot voor kort lege huls. De laatste betaalbare woningen zijn 25 jaar geleden gebouwd. Sinds kort is er een nieuwe, energieke directeur benoemd, die dolblij was met dit voor hem onverwachte initiatief om sociale woningbouw op de politieke agenda te krijgen.

Banken en pensioenfondsen

De missie heeft met directeuren van banken en pensioenfondsen gesproken over medefinanciering van bouwprojecten. De grootste krottenwijk in Monrovia, WestPoint is bezocht, waar 75.000 mensen samengepakt wonen in een strook land tussen rivier en zee rondom één smalle toegangsweg. Wij spraken met de wijkburgemeester, die zo’n dertig actieve bewoners had opgetrommeld die de parlementariërs op waardige, maar niet mis te verstane wijze, informeerden over hun leefomstandigheden. Zo’n 5% heeft een baan buiten de wijk, de rest probeert rond te komen van de visvangst en straathandel. Boven de rivier zijn van wat gammele golfplaten schijthuizen opgetrokken. Water moet in jerrycans van een kilometer ver worden gehaald. Er wordt buiten gekookt. De bewoners vertelden trots dat er allerlei zelforganisaties zijn. Vrouwen, vissers, jongerendebatclubs, en ook mini-spaarbankjes om elkaar met microkredieten te ondersteunen. Maar voor de grote aanpak van de wijk keken ze –terecht- naar de politiek. Ze waardeerden het dat er nu eindelijk eens parlementariërs in hun slum waren, die serieus geïnteresseerd waren in hun woonsituatie. De parlementariërs legden op hun beurt uit dat deze missie als doel had om op landelijk niveau met daadswerkelijke plannen te komen voor sociale woningbouw – en dus niet al volgende week de schop in de grond gaat.

Overheidsinterventies

Maar de missie ging ook landinwaarts. We bezochten drie ‘counties’ (provincies), waar we met de ‘superintendent’ (regeringsvertegenwoordiger) spraken en projecten bezochten. Uit die gesprekken bleek dat de situatie in het binnenland even slechts was als in Monrovia. De meeste mensen huren hun schamele onderkomen, verhuurders hebben verder geen enkele verplichting, van enig nieuwbouwbeleid is geen sprake, concessies aan buitenlandse bedrijven voor houtkap of mijnbouw worden niet verbonden aan voorwaarden om bij te dragen aan het ledigen van sociale noden enzovoorts.
Nieuwbouwproject bij Buchanan
 De vrije markt ideologie is, in combinatie met de ‘open deur politiek’, de hoofdverantwoordelijke voor de situatie waarin dit op zich zo rijke land zijn bevolking in bittere armoede onderdompelt. Langzaam maar zeker lijkt het inzicht te rijpen dat interventies van de overheid noodzakelijk zijn om dit te keren.
De missie bezocht ook twee nieuwbouw projecten. Eén nieuwbouwproject was geïnitieerd door de NAH, het eerste sinds 1985. In een bos, even buiten Buchanan, zijn welgeteld 10 sociale woningen gebouwd voor employees van overheidsdiensten. De woningen waren net opgeleverd, en nog niet bewoond. Het zijn drie- of vierkamerwoningen van gemiddeld zo’n 80m2. Stichtingskosten rond de 12.000 Amerikaanse dollars.

Ecohomes

Het tweede project dat we bezochten was van een particuliere, maar duurzame ontwikkelaar ‘Ecohomes’. De initiator is een Amerikaan, die na jarenlang voor verschillende parlementariërs van de Democratische Partij te hebben gewerkt, heel iets anders wilde gaan doen. Hij woont nu in Liberia en heeft fondsen weten te werven voor de bouw van een ‘community’ die uiteindelijk moet uitgroeien tot zo’n zeshonderd woningen voor lagere- en middeninkomens. Onder begeleiding van vakmensen wordt veel werk verricht door tot voort kort werkloze jongeren uit het naburige dorp, waarbij gebruik wordt gemaakt van lokaal gekapt hout en andere bouwmaterialen uit de omgeving. De woningen worden gebouwd van baksteen en op de schuine daken liggen dakpannen. De bouw is flexibel: de gefundeerde buitenruimte is van een maat die aanbouw van een extra (slaap)kamer mogelijk maakt. 

Ecohomes
Zonnecollectoren maken geen deel uit van het concept, omdat batterijen, waar de energie in moet worden opgeslagen, peperduur zijn. Windenergie is daarentegen een serieuze optie: het terrein ligt op een heuveltje, vlak bij zee. Bij de huizen komen moestuinen. De missie was onder de indruk van het sociale en duurzame karakter van dit project, waar de weer tot leven gekomen NHA veel steun aan geeft.
De ervaringen van deze week worden nu verwerkt in een concept-rapport met beleidsaanbevelingen, want zo werkt het ook hier. Dan organiseert NDI een ‘policy seminar’ over dit rapport, waar experts, politici, bestuurders en bewonersgroepen met de leden van de missie kunnen discussiëren over met name die aanbevelingen. En daarna is het aan de parlementariërs om  er in de goede zin van het woord ‘politiek van te maken’. Besluitvorming - en dan kan het echte werk beginnen!

zaterdag 1 september 2012

James en Lin zijn dood




Dit was een droevige week. Maandag begon met een stafvergadering om onze Liberiaanse collega James te herdenken die plotseling in het weekend was overleden. Hij was kort daarvoor weliswaar in het ziekenhuis opgenomen, maar niets wees er op dat het zo ernstig was. Hij werkte al zes jaar voor NDI en was onze financieel manager. Een precieze, rechtschapen en altijd goed gehumeurde man, die niet alleen zorgvuldig over ons budget waakte, maar ook goed wilde weten welke activiteiten daar achter schuil gingen. In een uur haalden vele collega’s dierbare herinneringen op en werd er af en toe flink gesnotterd. Onder andere dat hij goed kon vertellen over zijn studietijd die hij in Europa had doorgebracht; regelmatig trakteerde hij zijn collega’s op voor hen onbegrijpelijke, volle Duitse zinnen – en met mij had hij eindelijk iemand die ook iets terug kon zeggen.  ’s Middags gingen we met zijn allen, zo’n vijftien man, naar zijn vrouw, die uiteraard zeer verdrietig was en er nu alleen voor staat om hun vier kinderen op te voeden. Maar door de tranen heen leek ze me ook een sterke vrouw, die zich al rekenschap begon te geven van de nieuwe situatie waarin ze zo ongewild terecht was gekomen.


Een paar dagen later kreeg ik een e-mail met het droevige bericht dat Lin Tabak was overleden. Lin voerde al maanden lang een ongelijke strijd tegen die gevreesde, slopende ziekte. Ik kende Lin vooral vanuit Kritisch GroenLinks, een clubje van zo’n tien mensen, waar we samen deel van uit maakten, en dat op gezette tijden in de partij van zich laat horen als we vinden dat ‘de partijtop’ op grond van allerhande zogenaamde strategische argumenten de partij naar het politieke midden wil laten afglijden. Dan schrijven we een pittig opiniestuk of sleutelen wat moties voor een komend congres in elkaar. Soms met succes, soms ook niet.  Lin was vooral bezorgd over het gebrek aan een democratische cultuur binnen de partij. En kon zich daar –terecht- behoorlijk kwaad over kon maken, Als jarenlange medewerkster van het partijblad zat ze met haar neus boven op de interne partijwoelingen en zag ze hoe schijn en werkelijkheid kunnen botsen in een partij die zich o zo graag als open, democratische ledenpartij wil manifesteren, maar dat niet is. Lin schreef in het GroenLinks Magazine voor ze ziek werd een serie artikelen over belangrijke thema’s als sociale zekerheid, milieu, vredesbeleid en –haar grote passie- Europa. Daarin bracht ze in praktijk wat ze elders in GroenLinks miste: een botsing van meningen als middel om verder te komen. Lin streed voor een ideaal GroenLinks en schreef daar hartstochtelijk over.