zaterdag 28 september 2013

Het doek is gevallen voor Charles Ghankay Taylor

Het doek is dan toch definitief gevallen voor Charles Ghankay Taylor, de ex-president van Liberia. Het speciale Sierra Leone Tribunaal in Den Haag (Leidschendam om precies te zijn) heeft het beroep verworpen dat Taylor had ingesteld tegen het vonnis dat op 26 april was geveld: 50 jaar cel.
Taylor werd o.a. schuldig bevonden aan moord, mishandeling, verminking, verkrachting, seksuele slavernij en de inzet van kindsoldaten. Hoewel hij dat niet allemaal persoonlijk op zijn geweten heeft, werd hij hiervoor wel verantwoordelijk gehouden, omdat hij steun en adviezen gaf aan opstandelingen in het buurland Sierra Leone, in de wetenschap welke misdaden deze opstandelingen begingen. Het ruim 349 blz. tellende  vonnis leest als een politiek horror-verhaal. Vooral het hoofdstuk Taylor’s Criminal Liability (blz. 225-264) is onthutsend. Terwijl hij als president doodleuk aan tafel zat met andere presidenten uit de regio en VN-vertegenwoordigers om rapporten van de VN en andere internationale organisaties te bespreken waarin de wandaden van de rebellen werden beschreven en veroordeeld, en hij meezong in het koor van de critici, zorgde hij in de avonduren voor de levering van wapens, munitie, voertuigen en soldaten aan diezelfde rebellen, o.a. in ruil voor diamanten.



Selectiviteit?

Het proces en de uitspraak in hoger beroep kreeg wereldwijde aandacht. Voor het eerst in de geschiedenis is een staatshoofd schuldig bevonden aan misdaden tegen de menselijkheid tijdens zijn regeerperiode. Een geweldige stap voorwaarts op weg naar mechanismen voor mondiale rechtspraak bij dit type mensenrechtenschendingen. Alleen -en daar komt de onvermijdelijke nuance- het doorbreekt nog niet de ijzeren wet dat het de overwinnaars en machthebbers zijn die recht spreken over de verliezers. En het zijn zelfs soms de machtigen die graag recht willen spreken, maar zichzelf per definitie onaantastbaar wanen, zoals de VS die geen enkel internationaal strafhof erkent uit angst voor het schuldig bevinden aan de ellenlange lijst van misdaden die het op zijn geweten heeft. Dit land kan voor tientallen interventies, samenzweringen, militaire coups en moordaanslagen op politici verantwoordelijk worden gehouden.
Met name in de Afrikaanse pers wordt deze eenzijdigheid bekritiseerd. Taylor was president van een klein en bijna armste land ter wereld. Andere brute (ex-)staatshoofden en ‘hooggeplaatsten’ staan op lijstjes om in Den Haag ter verantwoording te worden geroepen en ze komen allemaal uit Afrika, zo wordt geklaagd. Nu is dat niet juist, tenslotte was en is er ook een Joegoslavië- en Cambodja Tribunaal, maar dat neemt niet weg dat selectiviteit een niet te onderschatten bedreiging vormt voor het draagvlak dat er bestaat voor dit type mondiale rechtspraak.

Weinig opwinding in Liberia

Hoe is er in Liberia op het ultieme vonnis gereageerd? Van enige opwinding in het openbare leven was niets te merken. Er waren geen demonstraties of andere geruchtmakende tekenen van bijval dan wel afkeuring. 


De meeste kranten hadden neutrale koppen in de zin van ‘Taylor lost Appeal’, ‘Taylor Moves to British Jail’, ‘Court Affirms 50-Years Verdict’ en ‘Charles Taylor War Crimes Convictions Upheld’. Twee kranten hadden een wat andere kop, waarin steun aan Taylor doorklonk. De ‘National Chronicle’ kopte ’80 Years Denied’ alsof de oorspronkelijke eis van de aanklager uit april (80 jaar cel) ter discussie stond en was afgewezen. De ‘Insight’ plaats een kritisch vraagteken ‘Premeditated Verdict?’ daarmee suggererend dat het Tribunaal bevooroordeeld zou zijn, in het nadeel van Taylor. De ‘New Democrat’ wijdde een artikel aan de reacties vanuit de National Patriotic Party of Liberia (NPP), de partij van Taylor, die zetels heeft in de Senaat en het Huis van Afgevaardigden. De ex-vrouw van Taylor is senator voor de NPP. Een oud-voorzitter van de partij verbaast zich over het definitieve vonnis omdat de hoofdschuldigen uit Sierra Leone nooit zijn vervolgd. Maar ook de Liberty Party, evenals de NPP een oppositiepartij,  sprak op een persconferentie uit dat het vonnis droevig was voor het land. De regering daarentegen steunde het vonnis omdat het de ‘werkwijze van het internationale rechtssysteem respecteert’.
Een woordvoerder van de familie van Taylor zei berustend in ‘The New Dawn’ niets anders verwacht te hebben. ‘Het was een politiek proces en vanaf het begin was duidelijk het hele Tribunaal tegen Taylor was’. Wel had de familie gehoopt dat er wat jaren van de straf zou zijn afgehaald. Maar dat is dus niet gebeurd, zodat naar verwachting de thans 65-jarige Taylor zijn verdere leven zal doorbrengen in de Britse Belmarsh Prison. Deze Londense gevangenis heeft het A-label, speciaal bedoeld voor gevangenen met een hoog politiek profiel, veelal gerelateerd aan terrorisme.  De gevangenen kunnen er wat studeren, aan gymnastiek doen en een voetbaltraining volgen die mede wordt georganiseerd door de FC Charlton Athletic.


maandag 23 september 2013

EU stopt humanitaire hulp in Liberia

In Liberia is een ‘ambassade’ van de Europese Unie, hoewel dat woord officieel niet wordt gebruik, de EU is immers geen staat. ‘Delegatie’ is de term die op naambordjes en visitekaartjes staat. De EU heeft een fors ontwikkelingsprogramma in Liberia, dat tijdens en na de burgeroorlog voor een belangrijk deel uit humanitaire hulp bestond, gericht op voedsel, veilig water, sanitair, gezondheidszorg en vluchtelingenhulp. Naast de EU is er ook een aantal EU-lidstaten actief met ontwikkelingsprogramma’s, vooral Scandinavische landen en in mindere mate het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. De EU heeft aan directe humanitaire hulp tussen 1992 en 2013 zo’n 180 miljoen euro uitgegeven. Daarnaast is er tussen 2008 en 2011 door de EU en de lidstaten zo’n 1,4 miljard euro besteed aan ontwikkelingshulp en schuldkwijtschelding.

Markt in Monrovia
Tijdens en na de burgeroorlog was die directe hulp hard nodig. Nu, tien jaar na de beëindiging van de burgeroorlog , beoordeelt de EU dat de humanitaire hulp gestopt kan worden. En dat werd deze week ‘gevierd’ met een forumdiscussie en een borrel met (veel) hapjes in de ‘Embassy Suites’, een van de chiquere hotels in Monrovia. Uit Brussel was speciaal Cees Wittebrood overgekomen, een (Nederlandse) EU- ambtenaar, die leiding geeft aan ‘ECHO’, de EU-club die verantwoordelijk is voor de directe, humanitaire hulp aan een groot aantal ontwikkelingslanden, of conflictgebieden, geeft. Hij had een heldere boodschap. Het ergste is voorbij, directe humanitaire hulp is niet meer nodig, er zijn andere gebieden in de wereld waar de ECHO-hulp wel nodig is. Hij hamerde er op dat de EU hulp zal blijven geven, maar dan gericht op scholing en versterking van instituties, waarmee de basis wordt gelegd voor duurzame ontwikkeling: Liberianen in staat stellen te werken aan hun eigen toekomst.

Intelligente oplossingen

Het klonk allemaal aannemelijk, zeker ook omdat Wittebrood sprak van ‘intelligente oplossingen’ en ‘win-win situaties’. Wie kan daar nu tegen zijn? Er waren vertegenwoordigers van hulporganisaties die vriendelijk en genuanceerd toch met een wat ander verhaal kwamen. Was de EU wel eens gaan kijken buiten de hoofdstad Monrovia, in de grensgebieden met Ivoorkust en Guinea, waar de leefomstandigheden nog erbarmelijk zijn en vluchtelingenkampen duurzamer zijn dan verwacht, maar dan zonder de positieve lading die dit begrip vaak heeft?  Niemand is tegen scholing en training van Liberiaans kader, dat vervolgens in het onderwijs, de gezondheidszorg, de volkshuisvesting,  het bedrijfsleven en de overheidsinstellingen met kennis van zaken en zonder corruptie aan de slag gaat. Maar hoe lang zal dat duren in dit land, waar scholen geen boeken hebben, de universiteit het niveau van een MAVO heeft, ministeries bevolkt worden door ambtenaren met lege bureaus en lage budgetten, en alle bedrijven van enige waarde in buitenlandse handen zijn? En hoe groot is het risico dat in die tussentijd, als die intelligente oplossingen en win-win-sitiuatie nog niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd, directe, humanitaire hulp toch weer nodig blijkt? Op dat laatste had Wittebrood een geruststellend antwoord: dan komt ECHO weer terug. Vanuit de regio (Senegal, Ivoorkoust) wordt Liberia in de gaten gehouden en bovendien, de EU verdwijnt niet, integendeel die gaat juist versterkt inzetten op capaciteitsversterking en ‘good governance’.

Herinnering aan de burgeroorlog in Buchanan

In de modder

Dat laatste is wat ik met mijn werk voor NDI ook probeer. Maar het mooie is dat wij in ons huidige programma beide ‘niveaus’ met elkaar proberen te verbinden. Wij werken nauw samen met drie coalities van burgergroepen die ‘in de modder’ staan. Eén probeert  mensen in dorpen en grensgebieden te activeren om op te komen voor schoon water, sanitair en hygiëne. De tweede groep bestaat uit activisten die meer grip willen krijgen op het overheidsbeleid aangaande de vele natuurlijke hulpbronnen die Liberia bezit. En de derde is een actieve vrouwengroep in het achtergebleven zuidoosten van het land, die huiselijk geweld bestrijdt en vrouwen in zo’n honderd dorpen schoolt om voor hun eigen rechten op te komen. Deze drie coalities van groepen trainen we de komende drie jaar in allerhande vaardigheden die je nodig hebt om als belangengroep beter voor je zaak op te komen. Hoe vergroot je je expertise, hoe  genereer je meer steun voor wat je wilt, hoe kun je de media gebruiken, hoe kun je het parlement effectief beïnvloeden enz. En we brengen ze in contact met parlementariërs, laten zien hoe een publieke hoorzitting werkt en welke manieren er zoal zijn om succesvol te lobbyen.

Inmiddels hebben we drie driedaags workshops met onze partners achter de rug. Vele zullen er nog volgen, in Monrovia, maar ook ‘up country’.  Tegelijkertijd gaan zij met hun actieve leden aan de slag om méér mensen aan te spreken, actief te maken, kennis van zaken bij te brengen en bewust te maken van de veranderingen die noodzakelijk zijn. Veranderingen waar ‘de politiek’ op aangesproken moet worden. Dat is in Liberia niet anders dan elders in deze wereld.  


zondag 15 september 2013

Nederlandse slavenhandel in Ghana

Afgelopen week met vrouw Jacq en dochter Layla (uit Amsterdam overgevlogen!) een week vakantie gevierd in Ghana. Over de weg, via Ivoorkust, 1531 km, zo leert Google Maps mij, maar daar doe je dan wel zeker vijf dagen over, zo verzekerde mij een ervaren Liberiaanse chauffeur. En dat is wel iets langer dan de 21 uur en 9 minuten die Google Maps voorspelt. Dus toch maar het vliegtuig naar de Ghanese hoofdstad Accra genomen.
Ghana, ruim zes keer zo groot als Nederland en 25 miljoen inwoners, wordt wel het –voor toeristen- meest toegankelijke land van Afrika genoemd. Het is beduidend welvarender dan Liberia, maar dat zijn praktisch alle landen op deze aardkloot. Niet dat er geen ontstellende armoede is. Ook in Ghana wonen miljoenen mensen in een hutje, wordt er gebedeld en proberen veel mensen met straathandel het hoofd boven water te houden. Maar er zijn ook opmerkelijke verschillen met Liberia. Zo is er goed openbaar (bus) vervoer, een functionerend elektriciteitsnet (ook voor die hutjes), een nationaal theater, verschijnen er leesbare kranten, zijn er musea en goed aangeschreven universiteiten. Om maar enkele zaken te noemen die in Liberia helaas ontbreken.  
Als je dan zo’n krant leest, de Daily Graphic in dit geval, valt weer op dat er nog meer overeenkomsten zijn. Zo analyseert een commentator dat er veel corruptiezaken worden onderzocht, maar zelden iets wordt gepubliceerd, laat staan vervolgd. In een ingezonden brief vraagt een belastingbetaler zich af waarom hij/zij de auto, het huis en de diners van de al goed verdienende parlementariërs moet betalen. En de ‘kleine’ misdaad wordt fors bestraft. Zo kregen vier mannen ieder 30 jaar straf voor een roofoverval, zonder slachtoffers, waarbij 700 dollar werd buitgemaakt.

Boven de toegangspoort van het Kasteel van Elmina
paradeert de Nederlandse Leeuw
Het Kasteel van Elmina

Een stuk vaderlandse geschiedenis ligt aan de kust van Ghana, dat vroeger de Goudkust werd genoemd, vanwege het vele goud dat er werd gevonden en verhandeld. Maar deze Goudkust herbergde ook de doorvoerhavens van de slaven die door stamhoofden vanuit het binnenland werden aangevoerd en in ruil voor wapens, alcohol en andere ‘westerse’ goederen aan Portugezen, Engelsen, Hollanders, Zweden en Denen werden verkocht. Op hun beurt verscheepten deze de slaven naar de overkant van de Atlantische Oceaan, om ze daar weer te verkopen. Langs de kust van Ghana herinneren een aantal door Europeanen gebouwde slavenkastelen aan deze mensenhandel. Een van de bekendste staat in Elmina, een vissersstadje met zo’n 35.000 inwoners, 160 km ten westen van Accra. Het kasteel werd rond 1500 door de Portugezen gebouwd om hun handelsbelangen (met name goud) te beschermen. Vanaf 1621, toen de West Indische Compagnie werd opgericht, nam de invloed van de Republiek der Nederlanden op de handel van de Afrikaanse westkust toe. Zo’n veertig schepen voeren af en aan en om Nederlandse steunpunten te creëren werden kastelen gebouwd, dan wel veroverd. In 1637 werden de Portugezen uit het kasteel in Elmina gebombardeerd. Het zou tot 1872 in Nederlandse handen blijven. Vanaf de 2de helft van de 17de eeuw komt de slavenhandel op gang die tot de afschaffing van de Trans-Atlantische slavenhandel in 1814 naar schatting tussen de 12 en 20 miljoen Afrikanen als vee naar de Americas zal brengen, waarbij miljoenen door uitputting de overkant niet zouden halen.


  
Nederlandse slavenhandel

Dit soort (boeken)informatie komt pas echt tot leven als je de stenen, vochtige kelders bezoekt waarin vijfhonderd mannen en vrouwen, streng van elkaar gescheiden, drie maanden moesten doorbrengen, alvorens ze via een smal poortje naar het schip werden gebracht dat hen zou vervoeren. Al met al werden er naar schatting zo’n 300.000 slaven door de Nederlanders in ongeveer 150 jaar vanuit dit kasteel verscheept. Op de eerste verdieping van het kasteel woonden de Nederlanders. De ‘directeur-generaal’ kon vanuit zijn riante verblijf een balkon oplopen vanwaar hij op een binnenplaats uitkeek, vlak bij het vrouwenverblijf. Als hij zin had liet hij de vrouwen uit hun kelder op de binnenplaats bijeenkomen, om de meest aantrekkelijke voor de nacht uit te zoeken. Als een vrouw dan zwanger werd, was ze als slavin onverkoopbaar en mocht ze het kasteel verlaten. Dat gold echter niet voor vrouwen die al zwanger waren toe ze binnen kwamen. Kinderen van slavenechtparen waren tot hun 12de jaar bij de prijs van hun ouders inbegrepen. Uiteraard waren er ook slaven die probeerden te ontsnappen. Hoe vaak dat voor kwam kon de gids ons niet vertellen, maar als de poging werd verijdeld, werd de ongelukkige opgesloten in een kleine, raamloze cel en stierf de hongerdood.

Toegangshek van de Dutch Cemetery
In Elmina zijn nog meer Nederlandse sporen te vinden. Er is een speciaal kerkhof in de Dutch Cemetery straat, waar vanaf 1802 de Nederlanders van het kasteel werden begraven. Sommige straatnamen en enkele huizen hebben Nederlandse sporen. Dat geldt ook voor de familienamen, zoals Bartels, Van Dyck, de Graft, de Heer, Vroom, de Veer of van der Puye, waarmee menig Ghanees zit opgescheept. Sommigen hebben het ver geschopt. De huidige burgemeester van Accra heet Alfred Vanderpuije.
Apart is de geschiedenis die verhaalt wordt in het Elmina-Java museum. Tussen 1831 en 1872 dienden ruim 3000 Ghanezen als KNIL-soldaat op Java. Het is een tamelijke bizarre loop van de Nederlandse koloniale geschiedenis, die in het museum op beeldende wijze wordt verhaald.

(De geschiedenis van het Elmina kasteel wordt boeiend beschreven in het dit jaar verschenen boek ‘Het Kasteel van Elmina – In het spoor van de Nederlandse slavenhandel in Afrika’ door Marcel van Engelen, uitgeverij De Bezige Bij.)



zondag 1 september 2013

Jailed for Journalism

Vorige week schreef ik in mijn blog over de arrestatie van Rodney Sieh, de hoofdredacteur van FrontPageAfrica, een van de weinige kwaliteitskranten in Liberia. Gisteren publiceerde de New York Times onderstaan artikel van Sieh.

MONROVIA, Liberia — IT’S not uncommon in African countries like Zimbabwe and Ethiopia for newspapers to be shut, and their editors jailed. But the newspaper I edit doesn’t operate in a dictatorship. We are in Liberia, the West’s poster child for postwar democracy building. Our president, Ellen Johnson Sirleaf, is a Nobel laureate who is celebrated by the likes of Bill Gates, Warren E. Buffett and Bono and has positioned herself as a champion of a free press.
Having spent the past week in jail and now under armed guard in a hospital since I contracted malaria, I’m not feeling particularly championed.
Until it was shut down last week, my paper, FrontPage Africa, had been setting a new standard for journalism in West Africa.
Our success has come largely thanks to our business model, which ensures that we can report independently. Our Web site serves the relatively wealthy Liberian diaspora, and advertising targeting those readers finances our operations. Our journalists — led by a team of female reporters, with support from New Narratives, a nonprofit group that trains African journalists — are paid well and they write honestly about issues affecting the vast majority of Liberians, whose voices are rarely heard.


We’ve reported on teenage prostitution fueled by demand from United Nations peacekeepers and the growing drug trade carried out by South American cartels smuggling cocaine through Africa into Europe. Our reporting on the health hazards of female genital cutting grabbed international attention when traditional leaders threatened to kill our reporter Mae Azango and her 9-year-old daughter. That story touched off urgent debates and forced the government and development organizations to act.
We’ve also exposed corruption. In a country with the dubious honor of being ranked atop Transparency International’s annual corruption rankings, chronicling graft is a daily task. It’s also a constant gamble for journalists. Our office was firebombed in October 2009, and I was jailed briefly for 36 hours in 2011.
And reporting on corruption inevitably leads to libel suits. No media outlet here has won a libel case since Mrs. Johnson Sirleaf came into office in 2006. This week we finally lost ours — most likely because we recently exposed a secret deal between members of the Liberian government and the corrupt regime in Equatorial Guinea to make a $130 million investment in an airport.
The libel case that landed me in jail began in 2010, when we published the results of two investigations by the General Auditing Commission, Liberia’s independent corruption watchdog, into the Agriculture Ministry’s accounts. The investigations, which Mrs. Johnson Sirleaf ordered, found nearly $6 million unaccounted for and raised questions about the agriculture minister at the time, Christopher Toe, a former president of the American online university Strayer.
When Mr. Toe was quietly dismissed from government, he reacted by suing the paper for libel, as well as me and the reporter Samwah Fallah in our personal capacities. Mr. Toe’s defense was that he’d never been prosecuted and therefore could not be at fault. Mrs. Johnson Sirleaf has dismissed but not prosecuted many of the government members identified by the corruption watchdog, because, she has said, she does not believe Liberia’s broken criminal justice system is ready to render a fair verdict. But a civil court eventually found in favor of Mr. Toe, which was no surprise because two jurors admitted to us that they had been paid to find us guilty.
We were charged $1.5 million in damages — an amount more than 30 times our paper’s annual operating budget and clearly designed to shut us down. Appealing the ruling would have cost me a $2.2 million bond, and even if I could find that money, there’s no reason to believe an appeal would succeed. Some Supreme Court justices, who have also been targets of our corruption reporting, have told sources that we would never win. When the court’s officers came to ask me this week when I would pay the damages, I had no choice but to laugh.
And so here I sit under armed guard in a hospital, supposedly until I find the means to pay the damages. The president, who does not believe the Liberian courts can be trusted, has apparently found trust in this verdict.
So long as Mrs. Johnson Sirleaf’s advisers can tell the courts how to rule, the government will continue to intimidate the press at home while maintaining an undeserved positive image abroad.
To live up to that image, Mrs. Johnson Sirleaf must fulfill her promise to draft legislation calling for the repeal of criminal defamation and “insult” laws in Liberia, enforce Liberia’s existing Freedom of Information laws and prosecute Mr. Toe and other corrupt officials. Most important, she must enact judicial reforms immediately so that the courts begin to serve the interests of ordinary Liberians rather than just shielding the elite.


Rodney Sieh is the publisher and editor in chief of FrontPage Africa.