zondag 15 september 2013

Nederlandse slavenhandel in Ghana

Afgelopen week met vrouw Jacq en dochter Layla (uit Amsterdam overgevlogen!) een week vakantie gevierd in Ghana. Over de weg, via Ivoorkust, 1531 km, zo leert Google Maps mij, maar daar doe je dan wel zeker vijf dagen over, zo verzekerde mij een ervaren Liberiaanse chauffeur. En dat is wel iets langer dan de 21 uur en 9 minuten die Google Maps voorspelt. Dus toch maar het vliegtuig naar de Ghanese hoofdstad Accra genomen.
Ghana, ruim zes keer zo groot als Nederland en 25 miljoen inwoners, wordt wel het –voor toeristen- meest toegankelijke land van Afrika genoemd. Het is beduidend welvarender dan Liberia, maar dat zijn praktisch alle landen op deze aardkloot. Niet dat er geen ontstellende armoede is. Ook in Ghana wonen miljoenen mensen in een hutje, wordt er gebedeld en proberen veel mensen met straathandel het hoofd boven water te houden. Maar er zijn ook opmerkelijke verschillen met Liberia. Zo is er goed openbaar (bus) vervoer, een functionerend elektriciteitsnet (ook voor die hutjes), een nationaal theater, verschijnen er leesbare kranten, zijn er musea en goed aangeschreven universiteiten. Om maar enkele zaken te noemen die in Liberia helaas ontbreken.  
Als je dan zo’n krant leest, de Daily Graphic in dit geval, valt weer op dat er nog meer overeenkomsten zijn. Zo analyseert een commentator dat er veel corruptiezaken worden onderzocht, maar zelden iets wordt gepubliceerd, laat staan vervolgd. In een ingezonden brief vraagt een belastingbetaler zich af waarom hij/zij de auto, het huis en de diners van de al goed verdienende parlementariërs moet betalen. En de ‘kleine’ misdaad wordt fors bestraft. Zo kregen vier mannen ieder 30 jaar straf voor een roofoverval, zonder slachtoffers, waarbij 700 dollar werd buitgemaakt.

Boven de toegangspoort van het Kasteel van Elmina
paradeert de Nederlandse Leeuw
Het Kasteel van Elmina

Een stuk vaderlandse geschiedenis ligt aan de kust van Ghana, dat vroeger de Goudkust werd genoemd, vanwege het vele goud dat er werd gevonden en verhandeld. Maar deze Goudkust herbergde ook de doorvoerhavens van de slaven die door stamhoofden vanuit het binnenland werden aangevoerd en in ruil voor wapens, alcohol en andere ‘westerse’ goederen aan Portugezen, Engelsen, Hollanders, Zweden en Denen werden verkocht. Op hun beurt verscheepten deze de slaven naar de overkant van de Atlantische Oceaan, om ze daar weer te verkopen. Langs de kust van Ghana herinneren een aantal door Europeanen gebouwde slavenkastelen aan deze mensenhandel. Een van de bekendste staat in Elmina, een vissersstadje met zo’n 35.000 inwoners, 160 km ten westen van Accra. Het kasteel werd rond 1500 door de Portugezen gebouwd om hun handelsbelangen (met name goud) te beschermen. Vanaf 1621, toen de West Indische Compagnie werd opgericht, nam de invloed van de Republiek der Nederlanden op de handel van de Afrikaanse westkust toe. Zo’n veertig schepen voeren af en aan en om Nederlandse steunpunten te creëren werden kastelen gebouwd, dan wel veroverd. In 1637 werden de Portugezen uit het kasteel in Elmina gebombardeerd. Het zou tot 1872 in Nederlandse handen blijven. Vanaf de 2de helft van de 17de eeuw komt de slavenhandel op gang die tot de afschaffing van de Trans-Atlantische slavenhandel in 1814 naar schatting tussen de 12 en 20 miljoen Afrikanen als vee naar de Americas zal brengen, waarbij miljoenen door uitputting de overkant niet zouden halen.


  
Nederlandse slavenhandel

Dit soort (boeken)informatie komt pas echt tot leven als je de stenen, vochtige kelders bezoekt waarin vijfhonderd mannen en vrouwen, streng van elkaar gescheiden, drie maanden moesten doorbrengen, alvorens ze via een smal poortje naar het schip werden gebracht dat hen zou vervoeren. Al met al werden er naar schatting zo’n 300.000 slaven door de Nederlanders in ongeveer 150 jaar vanuit dit kasteel verscheept. Op de eerste verdieping van het kasteel woonden de Nederlanders. De ‘directeur-generaal’ kon vanuit zijn riante verblijf een balkon oplopen vanwaar hij op een binnenplaats uitkeek, vlak bij het vrouwenverblijf. Als hij zin had liet hij de vrouwen uit hun kelder op de binnenplaats bijeenkomen, om de meest aantrekkelijke voor de nacht uit te zoeken. Als een vrouw dan zwanger werd, was ze als slavin onverkoopbaar en mocht ze het kasteel verlaten. Dat gold echter niet voor vrouwen die al zwanger waren toe ze binnen kwamen. Kinderen van slavenechtparen waren tot hun 12de jaar bij de prijs van hun ouders inbegrepen. Uiteraard waren er ook slaven die probeerden te ontsnappen. Hoe vaak dat voor kwam kon de gids ons niet vertellen, maar als de poging werd verijdeld, werd de ongelukkige opgesloten in een kleine, raamloze cel en stierf de hongerdood.

Toegangshek van de Dutch Cemetery
In Elmina zijn nog meer Nederlandse sporen te vinden. Er is een speciaal kerkhof in de Dutch Cemetery straat, waar vanaf 1802 de Nederlanders van het kasteel werden begraven. Sommige straatnamen en enkele huizen hebben Nederlandse sporen. Dat geldt ook voor de familienamen, zoals Bartels, Van Dyck, de Graft, de Heer, Vroom, de Veer of van der Puye, waarmee menig Ghanees zit opgescheept. Sommigen hebben het ver geschopt. De huidige burgemeester van Accra heet Alfred Vanderpuije.
Apart is de geschiedenis die verhaalt wordt in het Elmina-Java museum. Tussen 1831 en 1872 dienden ruim 3000 Ghanezen als KNIL-soldaat op Java. Het is een tamelijke bizarre loop van de Nederlandse koloniale geschiedenis, die in het museum op beeldende wijze wordt verhaald.

(De geschiedenis van het Elmina kasteel wordt boeiend beschreven in het dit jaar verschenen boek ‘Het Kasteel van Elmina – In het spoor van de Nederlandse slavenhandel in Afrika’ door Marcel van Engelen, uitgeverij De Bezige Bij.)



Geen opmerkingen: