Deze week werd in Liberia herdacht dat er tien jaar vrede is,
althans, zoals een collega van me terecht opmerkte ‘tien jaar geen oorlog’. Want dat is niet hetzelfde. Een land met
veel corruptie, zwak bestuur en een VN-leger van 7500 man om agressie in toom
te houden, kan moeilijk als een vreedzame samenleving worden bestempeld.
Deze opvatting wordt overigens breed gedeeld. In vele krantenartikelen en in praatprogramma’s op de radio klonken zorgen door over de
situatie waarin het land verkeert en het zwakke, corrupte openbaar bestuur.
Daarbij werd veel verwezen naar de onlangs verschenen Global Corruption Barometer 2013 van Transparency International, waarin
Liberia de twijfelachtige eer heeft om de laatste plaats in te nemen, oftewel
het meest corrupte land ter wereld te zijn. Nu is de meetmethode die Transparency International hanteert
niet volledig betrouwbaar, want het is gebaseerd op het oordeel van een groep
respondenten uit het betreffende land. En dat oordeel is gebaseerd op eigen ervaring,
maar ook op ‘van horen zeggen’ en wat er in de media over corruptie wordt gerapporteerd.
Dat laatste gebeurt ontstellend veel in Liberia, maar ook duidelijk is dat veel
beschuldigingen een (politiek) wapen zijn. Iedereen kan voor een handvol
dollars ruimte in een krant kopen om iemand zwart te maken die hem dwars zit,
zonder dat dit overigens zelden tot een vervolg leidt. Nu is het per definitie
lastig om een objectieve maatstaf voor het meten van corruptie te ontwikkelen.
Als het zou gaan om het aantal gevoerde rechtszaken, dan wel het aantal uitgesproken
vonnissen, zou Liberia ongetwijfeld aan de andere kant van de ranglijst staan…
Een bekeuring of een telefoonkaart
Volgens de barometer van Transparency
International bestaat de top drie in Liberia uit het parlement, justitie en
politie. Respectievelijk 96%, 94% en 89% van de ondervraagden acht deze instellingen
corrupt tot extreem corrupt. Laat me
duidelijk zijn: het is volstrekt duidelijk dat er ontzettend veel corruptie is in
alle geledingen van de Liberiaanse maatschappij. Corruptie die voor een deel
samenhangt met de grote armoede waarin 85% van de bevolking verkeert. Iedereen
probeert een graantje mee te pikken, maar is tegelijkertijd ook slachtoffer.
Zoals de –zeer slecht verdienende- politieagent, die vanwege de fout
geparkeerde auto je laat kiezen uit een bekeuring of hem trakteren op een
telefoonkaart van 15 dollar, terwijl hij de volgende dag 50 dollar moet
schuiven om zijn kind ingeschreven te krijgen bij de Universiteit van Liberia.
Begrafenissen en geboortefeesten
In de discussies over tien jaar vrede werd dan ook, behalve
de corruptie, het falende overheidsbeleid bekritiseerd ten aan zien van de
armoedebestrijding. En dat is terecht, want zonder het een zal het ander niet
lukken. Waarmee overigens niet gezegd is dat corruptie louter een
armoedeprobleem is. Dat het parlement het hoogst scoort, terwijl de parlementariërs
een zeer riant salaris hebben, is veelzeggend. Hetzelfde geldt voor de rechterlijke
macht. Corruptie, heeft naast armoede, ook
een sociaal-culturele context: de mix van leider cultus, stamverbondenheid en
cliëntalisme. Waarin het, ook in Liberia, normaal wordt gevonden dat een parlementariër
in zijn of haar eigen kiesdistrict begrafenissen of geboortefeesten betaalt, dan wel een TV koopt voor een school. Uiteraard
in de veronderstelling bij de volgende verkiezingen weer op het pluche terecht
te komen. Anno 2013 wordt deze context toch meer en meer op de hak genomen.
Enerzijds omdat het in vele corruptiegevallen om platte zelfverrijking gaat –en
dat heeft niets te maken met de vermeende, traditionele ‘neem-en-geef
mechanismen. En anderzijds omdat er –gelukkig- ook parlementariërs zijn, die
hun vak serieus nemen en begrijpen dat ze met wetten en beleid armoede
structureel moeten aanpakken en voor wat betreft corruptiebestrijding een
voorbeeldfunctie hebben te vervullen.
Kat in het nauw
De vele kritiek die op de hoofden van politici neerdaalt
wordt uiteraard niet in dank aanvaard. Vice-president Joseph Boakai klaagde
deze week in een gesprek met een vrouwengroep –en nu citeer ik de krant ‘The
New Dawn’- over de vele ‘negatieve
propaganda’ die in radioprogramma’s en kranten wordt uitgestort. ‘De enige boodschap die ik op de radio hoor
is een negatieve en het enige wat ik in de kranten lees is kwaadsprekerij over
wat de regering doet’. En hij vervolgt: ‘We genieten van tien jaar vrede en stabiliteit; we zien ontwikkeling,
onze kinderen gaan naar school en ons land heeft waardering verworven van de internationale
gemeenschap dankzij het zweet en onvermoeibaar pogen van deze regering’. Het
is toch verbazingwekkend in welke wereld politieke leiders menen te verkeren,
als hun enige blik op die wereld vanuit een zwaar geëscorteerde, geblindeerde
en gepantserde auto wordt geworpen.
De president, Ellen Sirleaf-Johnson, tapte deze week uit een
ander vaatje. Toen ze op bezoek kwam bij het Ministerie van Arbeid (!) en constateerde
dat twee onderministers niet aanwezig waren, verordonneerde ze dat de twee een
maand geen salaris zouden ontvangen. Wellicht waren ze aan het werk, of zaten
ze in een café: dat wordt uit het krantenbericht, zoals vaak, niet duidelijk.
Het lijkt een krachtdadig optreden, maar zal verder tot niets leiden. Het voorval
laat in een notendop zien, hoe een kat in het nauw rare sprongen maakt.