vrijdag 18 oktober 2013

Betaalbare huisvesting voor een waardig bestaan

Lezers die al langer mijn blog lezen vragen zich misschien wel eens af: hoe staat het nu met de sociale huisvesting in Liberia? Die Platvoet kan daar natuurlijk wel mooie verhalen over schrijven (zie mijn blogs van 18 januari 2013 en 8 september 2012) maar daarna hoor je er nooit meer iets van.
Dat zal ik nu recht zetten.
Even het geheugen opfrissen. Vorig jaar heb ik een zogenaamde ‘Study Investigation Mission’ georganiseerd voor een groepje van zes parlementariërs. Zij hebben zich in gesprekken met experts en het afleggen van werkbezoeken aan sloppenwijken en (spaarzame) nieuwbouwprojecten verdiept in de volkshuisvesting. Dat is hard nodig, want de woonomstandigheden van het overgrote deel van de bevolking zijn onbeschrijflijk slecht. Ze wonen in huisjes en hutjes, gemaakt van golfplaat, sloophout en wat steen, zonder elektra, riolering, wc of stromend water. En het meest wonderlijke is dat dit geen enkele rol speelt in de politiek, noch in het parlement, noch in het maatschappelijk debat, noch in de media. Dat was voor mij onbegrijpelijk en onuitstaanbaar. Het opkomen voor een betaalbare (huur)woning, versterking van de positie van de huurder, bekritiseren van het zwaar ideologisch ingezette en financieel buitengewoon bevoordeelde eigen woningbezit: het loopt als een rode draad door mijn politieke activiteiten. Ik gruw van het belachelijke beeld dat in Nederland steeds meer is gaan heersen dat een huurder een loser is en een eigen woningbezitter de geluksvogel. Nu is dat (laatste) beeld door de crisis wel iets aan het kantelen nu blijkt dat in werkelijkheid banken de meeste huizen bezitten, maar de huurders lijken harder aangepakt te worden dan ooit.

Openbaar toilet in West Point (Monrovia) de grootste sloppenwijk
van Liberia waar 70.000 mensen wonen. 85% van de huizen in Monrovia
beschikt niet over een eigen toilet.
De vrije markt: een fata morgana

Terug naar Liberia. Die zes parlementariërs werden de ogen geopend. Overheidsbemoeienis met huisvesting is absoluut noodzakelijk. Wachten op de ‘zegenrijke werking van de vrije markt’ is (ook) op dit terrein een gotspe, een waanidee, een ideologisch fata morgana.  De missie werd begeleid en geadviseerd door een Ghanese expert, opgeleid in Rotterdam, die een uitstekend rapport namens de parlementariërs schreef met een aantal beleidsaanbevelingen. Want zo’n beetje alles moet –letterlijk en figuurlijk-  vanaf de grond opgebouwd worden. Er is geen kadaster, geen grondpolitiek, geen huurrecht, geen financieringsinstrument, geen huurprijsbeleid, geen woningbouwbeleid en –vooruit!- geen stimuleringsregeling voor het eigen woningbezit. Over het rapport vond in januari van dit jaar een discussiebijeenkomst plaats. Het was mooi te zien hoeveel mensen daar op af kwamen die oprecht blij waren dat er eindelijk een poging werd gedaan om ‘affordable and adequate’ huisvesting op de politieke agenda te krijgen.



Door het werk van de Missie werd ook de kwijnende National Housing Authority (NHA) tot nieuw leven gewekt. Deze overheidsinstantie –en met dit type is Liberia rijk gezegend – heeft een gebouw, wat personeel en een enkele dienstauto, maar verder niets. Toen ik ruim een jaar geleden met het idee van de Missie bij het NHA aanklopte, was er net een nieuwe directeur benoemd, die graag wilde, maar opliep tegen een muur van politieke desinteresse. Inmiddels heeft de NHA, gesteund door het werk van de parlementaire Missie, geld losgepeuterd voor het ontwikkelen van een Nationaal volkshuisvestingsbeleid.  Onze man uit Ghana is daar als expert, adviseur en schrijver bij betrokken. Er zijn inmiddels drie conferenties geweest om het onderwerp uit te diepen, waar parlementariërs van de Missie van zich hebben doen spreken. Deze week stond er een artikel in een van de toonaangevende kranten waarin de vice-president zich onomwonden uitsprak voor een actief overheidsbeleid om betaalbare huisvesting van de grond te krijgen. Onder de kop ‘VP Boakai wants improved housing sector‘ bestempelt de vice president goede huisvesting als een basisvoorziening om te kunnen overleven. Hij geeft toe dat decennia lang er niets is gebeurd, dat het hoog op de politieke agenda moet komen en dat sociaal-economische ontwikkeling in het land gebaat is met een actief huisvestingsbeleid.   

Een impuls voor sociaal-economische ontwikkeling

En er gebeurt meer dan het produceren van woorden en papier.  Er is inmiddels door de regering een budget vrijgemaakt om te beginnen met de bouw van 5000 betaalbare woningen. De Centrale Bank overweegt geld te investeren in de bouw van woningen. Ingezien lijkt te worden dat deze investering een grote impuls kan betekenen voor de schrale Liberiaanse economie. Bouw van woningen betekent immers werk voor toeleveringsbedrijven, bouwvakkers, loodgieters, woninginrichtingen enz. en draagt bij aan de ontwikkeling van breed scala aan vakmanschappen dat node wordt gemist.
Het is een stap op de goede weg. Maar er zullen nog vele moeten volgen voordat wordt bereikt wat Boakai zo mooi in het interview zei: goede huisvesting voor de laagste inkomens legt de basis voor een leven in waardigheid.  

Leden van de parlementaire Missie in een in aanbouw
 zijnde woning in Buchanan




zondag 6 oktober 2013

Goede hulp pakt goed uit

Deze week stonden er twee artikelen in de Volkskrant over ontwikkelingshulp in het algemeen en Afrika in het bijzonder, die mij aan het denken zetten. De Volkskrant besteedt trouwens regelmatig aandacht aan Afrika en de ontwikkelingshulpdiscussie en dat is prima. Dat maakt mij wat weer wat milder gestemd over deze krant waarmee ik in de jaren ’50 heb leren lezen: ‘Katholiek Dagblad voor Nederland’, krant van de KAB (Katholieke Arbeidsbeweging). Want die krant viel elke ochtend op de deurmat aangezien mijn vader in elk segment van de katholieke zuil onbezoldigd actief was (plaatselijk secretaris van de KAB, gemeenteraadslid voor de Katholieke Volks Partij, consulent van de Katholieke Emigratie Stichting, voorzitter van het collectantencollege in de parochiekerk, keeper en later suppoost bij het eerste elftal van de Rooms-Katholieke Sportvereniging SDO enz.). Sinds vele jaren erger ik me aan de monarchistische, rechtse, liberale, populistische, pro VS koers van de krant, maar Afrika/ontwikkelingshulp pakken ze redelijk aan (evenals Feyenoord en Bob Dylan, maar dit terzijde).



Comfortabele woningen met airco

Genoeg gekletst, ter zake!  In de maandagkrant stond een interview met de Belgische schrijfster en Afrika-‘fan’ Lieve Joris. Dit naar aanleiding van haar nieuwe boek ‘Over de vleugels van de draak – Reizen tussen Afrika en China’ en haar Globaliseringslezing van a.s. woensdag in Amsterdam. In het interview is ze genuanceerder dan menig andere westerling over de Chinese bemoeienissen in Afrika. En daarin heeft ze gelijk. Natuurlijk hebben de Chinezen grote belangen in Afrika  (grondstoffen en afzetgebieden van –overigens vrij slecht gemaakte – consumptieartikelen) maar de westerse kritiek hierop verhoudt zich als de splinter tot de balk in het eigen oog. In het interview (het E-boek is in de mailbox, en moet ik nog lezen) debiteert ze wel enige clichés die in ieder geval niet stroken met mijn ervaring in Liberia. Zoals Chinezen die met hun poten ‘in de modder staan’, terwijl de Westerlingen zich opsluiten ‘in hun comfortabele woningen met airco’. De Chinezen werken voor Chinese bedrijven – en een enkeling als dokter in een ziekenhuis. Die Chinese bedrijven bouwen bruggen en ziekenhuizen, leggen wegen aan, verhandelen Chinese producten (auto’s bijv.) en onderhouden een eigen sociaaleconomische infrastructuur van hotels, restaurants, garages, gezondheidscentra enz. De wegarbeiders zijn Liberianen, de obers in de Chinese restaurants eveneens. Als het werk is gedaan trekken de Chinese managers, voormannen, dokters, garage- en restauranthouders zich terug in hun eigen compound. Of ze daar airco hebben weet ik niet, want de Chinezen in Liberia leiden een afgezonderd bestaan.

Door Chinezen gebouwde brug in Monrovia
De ‘Westerlingen’, een nog grovere veralgemenisering dan ‘de Chinezen’, werken niet vanuit ‘hun comfortabele woningen’, maar in ziekenhuizen, scholen, landbouwprojecten, havens, ministeries en talloze kantoren. En niet te vergeten de kazernes, waar de 7000 ‘peacekeepers’ –overigens ook veel Indiërs, Pakistanen en Nepalezen- zijn gelegerd. ’s Avonds keren de meesten terug naar hun, inderdaad veelal comfortabele, woning met airco. Dat geldt –gelukkig- ook voor mij. En overigens ook voor enkele van mijn Liberiaanse collega’s. Want de (te langzaam) groeiende Liberiaanse middenklasse beschikt eveneens over meer comfort. Er is in Monrovia een aarzelend, opkomend sociaal leven met filmavonden, muziek- en dansavonden, pub quizzen en ‘nerd-nights’, waar veel ‘westerlingen’, beduidend minder Liberianen, maar nooit Chinezen komen.

Goede hulp pakt goed uit

Maar of Afrikaanse landen nu met Chinezen, Amerikanen, Engelsen of-wie-dan-ook onderhandelen over hun grondstoffen, investeringen in infrastructuur of het gelijkwaardig opengooien van markten, Afrika zal zich pas kunnen ontwikkelen als die machthebbers niet uit politiek-, familie-, of clanbelang handelen, corruptie bestrijden, de eigen economie versterken en een sociaal beleid gaan voeren. En daar zegt de econoom Angus Deaton in de krant van jl. zaterdag verstandige dingen over. De 67-jarige Schot zegt op een leeftijd te zijn gekomen dat hij met een helikopterblik de effecten van ontwikkelingshulp kan beschouwen.


Hij bekritiseert de manier waarop tientallen jaren ontwikkelingshulp is gepraktiseerd: grote geldstromen aan corrupte regimes, waar nauwelijks iets goed mee werd gedaan voor de grote massa van de bevolking. Anders dan de kop boven het interview suggereert (‘Goed doen pakt verkeerd uit. De remmende kracht van donorgeld’) bekritiseert Deaton niet hulp op zich, maar hulp aan ‘foute leiders, die om de verkeerde redenen in het zadel zijn geholpen’. Hij geeft het terechte voorbeeld van slecht bestuur en zwakke overheden die niet in staat zijn een waterleidingnet fatsoenlijk te onderhouden. Hij bekritiseert de ideologie van  terugtredende overheden die in het Westen zo populair is, maar (ook) in Afrika funest is, en verwacht heil van versterking van de democratie en mobilisering van burgers. En dat is terecht. Het is een conclusie die –gelukkig- steeds meer wordt gedeeld en toegepast. Ook in Liberia. De EU en Zweden, die veel geld hier besteden, richten hun programma’s in toenemende mate op ‘good governance’ en het versterken van de ‘participatiesamenleving’. Alleen gebeurt dat laatste in tegenovergestelde richting dan wat het kabinet van VVD en PvdA beoogt. Rutte en Samsom willen dat mensen in sociale verbanden zoveel mogelijk zelfhulp organiseren en zo de overheidsuitgaven omlaag te brengen om de weg vrij te maken voor een terugtredende overheid. Een hopeloze missie, want die sociale verbanden bestaan niet meer op die manier in Nederland. Denken ze nu echt dat Nederland te vergelijken is met de Afrikaanse dorpsstructuur, waar familie- en burenhulp volop aanwezig is, zij op loopafstand  van elkaar wonen en gezien de grote werkloosheid veel tijd hebben? In de participatiemaatschappij waar Deaton over spreekt, zonder dit woord te gebruiken, organiseren mensen zich om sociale rechtvaardigheid en gelijkheid af te dwingen door hun regeringen onder druk te zetten. Dat is ongeveer het omgekeerde van wat Rutte & Co beogen.