(Dit is mijn laatste blog van 2012. In het weekend van 5
januari 2013 post ik een nieuwe aflevering.)
Deze week stond geheel in het teken van de Study
Investigation Mission on Extractive Industries.
Een mond vol. Het is de tweede Investigation Mission die ik organiseer sinds ik hier werk. De eerste was
gewijd aan Affordable Housing,
zoals de sociale volkshuisvesting hier wordt genoemd (zie mijn blog van 8 september: 'Een missie voor sociale woningbouw').
Het is een van de interessantste –en hopelijk nuttigste-
activiteiten die ik ontplooi sinds hier ik begonnen ben. Om de werkwijze van
het parlement –en de prestaties van de parlementariërs- te versterken,
organiseert NDI samen met het parlement ‘study investigation missions’. Het is een manier van werken die het Nederlandse
parlement niet kent, maar vele andere wel. Zelf heb ik er zeer goede ervaringen
mee opgedaan toen ik in de
Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa zat. Het is een van de
beste middelen die een parlement kan inzetten om zelf de agenda te bepalen –en
niet de oren naar de regering te laten hangen. Het recept is vrij eenvoudig.
Men neme een belangrijk onderwerp, waar nodig iets aan moet gebeuren. Eerst
vindt er een bronnenstudie plaats, daarna gaan enkele parlementariërs op pad
voor een ‘fact finding mission’.
Praten met deskundigen, met mensen die direct betrokken zijn en een bezoek ter
plekke. Vervolgens wordt er een rapport geschreven met beleidsaanbevelingen.
Daar kan dan nog een keer een discussiedag aan gewijd worden, waarna er
besluitvorming plaats vindt en-als het goed is- de koe vervolgens bij de hoorns
wordt gevat.
Het concept-rapport van de eerste Missie over sociale
huisvesting is inmiddels gereed. Op 16 januari a.s. wordt daaraan een
discussiedag gewijd, waarna het rapport door de betrokken parlementariërs in
Senaat en Huis wordt geagendeerd. In januari kom ik daar zeker op terug.
Rijk aan bodemschatten
Afgelopen week stond dus in het teken van de extractieve
industrie, oftewel de bedrijven die grondstoffen uit de bodem halen. Liberia
is, zoals vele andere Afrikaanse landen, rijk aan bodemschatten: ijzererts,
goud, diamanten, olie, hout en rubberplantages. (Deze laatste twee
bedrijfstakken worden ook tot de extractieve industrie gerekend.) Maar die
rijkdom komt nauwelijks de bevolking ten goede. Het zijn Westerse bedrijven die
kennis, geld en capaciteit hebben om de bodemschatten op te sporen, het hogere
en middenkader zijn vaak expats en
de gedolven bodemschat wordt naar het buitenland geëxporteerd om daar als
grondstof het productieproces in te gaan. De nationale overheid verdient vooral
aan de concessies die aan de buitenlandse bedrijven worden verleend. Daarbij
wordt relatief snel en veel geld
geïnd, en in een land met een zwakke overheid, zoals Liberia, verdwijnt dan veel
van dat geld in de verkeerde zakken.
Diamanten |
Extractive Industries Transparency Initiative
Sinds een jaar of tien spant de internationale gemeenschap
zich in om overheden in derde wereld landen met rijke bodemschatten, de civil
society en bedrijven ervan te doordringen
dat het beleid om moet. ‘Transparantie’ en ‘verantwoordelijkheid’ zijn daarbij
de sleutelwoorden. In 2002 werd door een aantal landen, bedrijven en NGOs
(waaronder NDI) het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI) opgericht om een standaard te ontwikkelen
voor een verantwoorde manier van politiek, bestuur en ondernemen. En dan gaat
het om zaken als volledige openheid en beschikbaarheid van informatie, een
transparante manier van concessieverlening, het betrekken van de plaatselijke
bevolking daarbij, het ten goede laten komen van de opbrengsten voor sociale
doeleinden, duurzame ontwikkeling en het uitbannen van corruptie en fraude. Voorts - en dat is heel
belangrijk- het verbeteren van de werkomstandigheden door het organiseren van
goede huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, veiligheid en een loopbaanbeleid
dat er toe moet leiden dat het midden- en hoger kader voor een steeds groter
deel uit –in ons geval- Liberianen komt te bestaan.
Het moge duidelijk zijn dat dit een ingrijpende
veranderingen zijn in een land als Liberia, waar goud en diamanten veelal illegaal worden gedolven en het land
worden uitgesmokkeld, duizenden hectaren tropisch bos frauduleus zijn
verhandeld, rubberplantages met honderdjarige (!) concessies zijn verkwanseld
en over de potentiële olievelden voor de kust al menig politiek robbertje is
gevochten, waarbij stoten onder de gordel niet meer te tellen zijn.
Tropisch hardhout |
Er moet veel gebeuren
Omdat het parlement in de EITI-aanpak een cruciale rol
speelt, is in samenwerking met zes parlementariërs (voorzitters van relevante
commissies, zoals mijn- en landbouw, concessies, bosbouw, contracten en
aanbestedingen) deze Study Investigation Mission gelanceerd. Met alle zes heb ik verschillende gesprekken gevoerd om
doel en werkwijze van de Missie, waar de zes deel van uit maken, scherp te
krijgen. Ter ondersteuning van de Missie heb ik twee experts aangetrokken, een
EITI-expert uit Tanzania en een Liberiaanse freelance journalist met een
uitgebreid netwerk. Zij zullen, met mij, de Missie ondersteunen en het rapport
met organisatie-, beleids- en wetgevings aanbevelingen schrijven. Want alle
drie is nodig. De werkwijze en ondersteuning van het parlement is nu niet
geschikt om op een goede wijze de wetgevende en controlerende taken te kunnen
uitoefenen met betrekking tot de concessieverlening- en alles wat daarmee te
maken heeft. De wetgeving is vaak verouderd. En een consequent beleid, bijv.
ten aanzien van de (financiële en sociale) voorwaarden die aan bedrijven worden
gesteld in de concessies, het monitoren van de uitvoering van deze voorwaarden
en een eventueel sanctiebeleid als dat niet gebeurd, is er nauwelijks.
Rubber |
Aan de slag met parlementariërs en experts
Deze week ging het werk van start. We hadden in de
conferentiezaal van de Senaat een tiental intensieve gesprekken met
uiteenlopende belanghebbenden. Zoals met onderministers van relevante
ministeries, de Anti-Corruptie Commissie, het Nationale Concessie Bureau van de
regering, de vakbond van mijnwerkers, burgerbelangengroepen en twee grote
bedrijven uit de sector. En met het hoofd van LEITI, de Liberiaanse tak. Want
in de werkwijze van het wereldwijde EITI past dat er nationale bureaus zijn,
die zich –als eerste- concentreren op het publiekelijk rapporteren of en hoe
bedrijven voldoen aan de betalingen die zij aan de overheid op grond van de
concessie verschuldigd zijn.
Uit de gesprekken werd duidelijk dat er veel valt te winnen
voor Liberia als er goede regelgeving komt, ambtelijke capaciteit wordt
versterkt, er een goed werkend monitoringsmechanisme komt en de geldstromen
volstrekt transparant worden gemaakt. Zodat uiteindelijk gebeurt wat iedereen
zegt te willen: de opbouw van een welvaartsstaat, waarin basisvoorzieningen als
elektriciteit, onderwijs, huisvesting en gezondheidszorg voor iedereen
bereikbaar zijn.
Deze Missie kan –en moet- daar aan bijdragen. Na een week
praten is het de bedoeling om begin februari een paar mijnen te bezoeken en te
praten met werkers, management en de plaatselijke bevolking. Daarna moet het
rapport – en het parlement- zijn werk doen. Wordt dus vervolgd.