zondag 27 april 2014

Een Liberiaanse bruiloft



Twee weken geleden zond mijn collega  Alfred per e-mail de uitnodiging rond. ‘After a long period of observation’ ging hij trouwen met Bendu. Of we op zijn bruiloft wilden komen: een traditional ceremony. Nou, dat wilden we wel. En dus gingen we zaterdag jl. met twee auto’s vol NDI-collega’s en wat aanhang naar een buitenwijk van Monrovia, waar bij hun huis de plechtigheid zou plaatsvinden. Alfred en Bendu zijn rond de veertig, wonen al jaren samen en zijn gezegend met een paar kinderen. Helemaal vers is hun relatie dus niet, maar dat maakte de vreugde er niet minder om, zo zou al snel blijken.

Voor hun stenen huis stonden  onder een zeil de gebruikelijke witte plastic stoelen in slagorde opgesteld. Er was een kerkkoor, begeleid door een drummer en toetsenist. Er liep een ceremoniemeester rond en achter het huis werd druk gekookt: in grote bakken werden rijst, vleesgerechten en salades bereid. Alfred liep nog gewoon in korte broek en t-shirt rond, terwijl Bendu de leiding had bij het koken. Familie, vrienden en buren druppelden binnen, het programmaboekje (‘Solemnization of Holy Matrimony’) werd uitgereikt en drie kwartier later dan gepland kon het feest beginnen.

Swingende gospels

Het begon zoals te verwachten: met een paar swingend gezongen gospels, gebed en een lezing uit de bijbel. Om de paar minuten riep de ceremoniemeester een luidkeels ’in Jesus all mighty name’ waarna steevast een instemmend ‘amen’ volgde. Na deze christelijke ouverture werd er moeiteloos overgeschakeld naar de traditionele rituelen. Alfred was inmiddels in zijn trouwkostuum, een wit gewaad met luchtgaten, ten tonele verschenen; Bendu was in geen velden of wegen te bekennen.  De vertegenwoordiger van de familie van Bendu werd opgeroepen te verschijnen. Het was haar oudste broer; hij sprak een paar aardige welkomstwoorden. De vertegenwoordiger van de familie van Alfred werd vele malen tevergeefs aangekondigd; uiteindelijk verscheen hij met zichtbare tegenzin en deelde mee dat hij van niets wist, dat hij overal buiten was gehouden en geen trek in dit huwelijk had. Even verwachtten wij toeschouwer te worden van een onverkwikkelijke familievete met droeve afloop, maar al snel bleek dit de opmaat was tot een uur durend toneelstuk, waarin beide families met elkaar onderhandelden over de bruidsschat. 
De bruid (?) wordt onder lappa's bedolven binnengeleid
Voor het zover was, stond de ‘Finding of the woman’ op het program. Met  enige moeite en veel kabaal werd een onder de lappa’s bedolven vrouw voorgeleid aan het inmiddels tamelijk opgewonden publiek. Voor elke lappa die van haar hoofd werd afgetrokken moest de familie van Alfred betalen. Toen onder luid gejoel de laatste lap stof aan de beurt was, bleek er een andere vrouw onder te zitten. Dit tafereel herhaalde zich nog twee keer, maar toen was het ook raak: Bendu was uiteindelijk gevonden en in haar spierwitte trouwjurk mocht ze schuin voor Alfred plaatsnemen, zodat zij hem niet kon zien. Het koor zwelde weer aan en leverde de zoveelste muzikale topprestatie, aangevuurd door het publiek.

Nu het toekomstige echtpaar in levende lijve aanwezig was kon het onderhandelen over de bruidsschat beginnen. Vroeger gebeurde dat met kippen en geiten, maar de geldeconomie heeft dat ingehaald. De bedragen in dollars vlogen heen en weer. De familie van Bendu, die schadeloos gesteld moest worden voor het enorme verlies dat zij met het uithuwelijken zou lijden, kwam tot een finale vraagprijs, die onaanvaardbaar was voor de tegenpartij. Alfred’s familie verliet de marktplaats en ging in conclaaf. Al vrij snel kwamen ze terug en na een laatste onderhandelingsronde was er overeenstemming. Stapels bankbiljetten veranderden van eigenaar, maar zouden uiteindelijk gewoon in de huishoudportemonnee van Alfred en Bendu belanden.

Bendu en Alfred, rechts de ceremoniemeester die 4 uur lang zijn laptop als videocamera gebruikte.
Spiritual mothers

Nu de zaken geregeld waren, kon de huwelijksbezegeling plaatsvinden. Eerst werden hun beider, inmiddels overleden, ouders virtueel ten tonele gevoerd, wat een mooie indruk maakte. Zeker toen even later de aanwezige kinderen,  neefjes en nichtjes door de ceremoniemeester in een rij werden opgesteld. Zo werd de verbintenis tussen Alfred en Bendu geplaatst in de schakelketting  van generaties. Waren er inmiddels al twee dominees aan het woord geweest, nu kwam er een derde, deze keer  een ‘spiritual mother’, naar voren die in een opzwepende toespraak Alfred en Bendu tot eerlijkheid maande. In het programma was dit aangekondigd als de ‘Exhortation’. De duivel kwam enige malen als boeman in haar preek voorbij, zodat het tafereel me toch enigszins aan een duiveluitdrijving deed denken.  
De 'exhortation'
We zaten inmiddels een uur of drie onder het zeil, dat de brandende zon tegenhield, te genieten van dit alles toen het echte hoogtepunt zich onverwacht aankondigde. Een andere ‘spiritual mother’ greep de microfoon en leverde een felle, geïnspireerde preek af, waarbij ze heen en weer rennend de aanwezigen volop betrok in haar uitspraken die afwisselen geestig en angstaanjagend waren. Het was een fraaie, maar ook  tegenstrijdige, mengeling van bijbelvaste machoteksten, afgewisseld met feministische reli-empowerment waarin ze de vele aanwezige vrouwen opriep niet alles van hun mannen te pikken. Maar het slot van haar liedje was toch dat de vrouw zich moet overgeven (‘submit, submit’ liet ze publiek roepen) aan de man, want hij is ‘the head’.

De ringen werden gezegend en Alfred en Bendu moesten, onder leiding van een vijfde dominee, een aantal beloftes uitspreken waarna de ringen werden uitgewisseld en een document met hun vingerafdrukken werd bezegeld. Vervolgens werden ze bedolven onder de omhelzingen en cadeaus. En werd het tijd voor de traditionele Liberiaanse lunch, want de vier uur durende trouwpartij was ongetwijfeld geestverruimend, maar de knorrende maag had daar geen boodschap aan.


zondag 20 april 2014

Religie in Liberia



Pasen in Liberia. Tegenover mijn appartement schalt, zoals elke zondag, tamelijk vals gezang door de slechte luidspreker van de kleine kerk, die tussen de zanderige straat en het strand ligt. Om het kwartier roept de predikant zijn volgelingen op vooral wat geld te offeren. Zo’n dienst duurt zeker drie uur, dus de boodschap wordt vaak herhaald. Het barst in Monrovia van de kerken. Vooral protestantse. Van de zevendedag adventisten tot mormonen. En alles wat daar, al dan niet gelabeld, tussen zit. Het zijn religieuze eenmansbedrijfjes, door god en geld aangeraakte éénpitters, die de kost verdienen met eindeloze herhalingen van bijbelteksten die tegelijkertijd vrees, hoop en wat kleingeld inboezemen.


De bijbel is het meest –en zo’n beetje enig- gelezen boek in Liberia. Op zondag zie je talloze Liberianen in hun nette kleren met Het Boek in de hand op weg naar de kerk. Een tijd geleden gaf ik, met nog een uur te gaan naar Monrovia, nietsvermoedend een lift aan een man die met een klein kind onder een boom stond te schuilen voor een aanstormende regenbui. Bleek een zelfbenoemde dominee te zijn. Hij kwam het kind uit het dorp halen om het op te nemen in zijn gezin en zo een kans op onderwijs te geven. Hij vertelde dat hij thuis in Monrovia een stuk of acht kinderen had, waarvan de helft een ‘aangenomen’ kind was dat op deze manier een kans op een betere toekomst had. Dat is overigens vrij gebruikelijk in Liberia: kinderen die uit oerwouddorpjes naar een gezin in de stad verhuizen. Soms met nobele motieven, maar regelmatig ook voor geld om voor het ‘gastgezin’ allerlei klussen te doen en met straatverkoop geld te verdienen. Een vorm van kinderarbeid, die gelukkig langzaam maar zeker meer bestreden wordt.

Een zeetanker vol goddelijke brandstof

Maar terug naar die dominee in mijn auto. Al snel raakten we aan de praat over het geloof, de bijbel, religie en alles wat daar tussendoor zweeft. Het was onbegonnen werk. De meest zwartgekouste SGP’er is een cruiseschip vol relativeringsvermogen vergeleken met deze zeetanker vol goddelijke brandstof. Hij had nog nooit iemand ontmoet die niet in zijn god geloofde. Het ging zijn bevattingsvermogen te boven. Maar de bijbel dan? Dat is toch het boek van de waarheid? Daar viel toch niet aan te twijfelen? Ik vertelde hem dat die teksten mondeling overgeleverde verhalen zijn van gebeurtenissen die ook voor het jaar 0 al in andere culturen doorverteld werden. Dat de bijbel (het oude en nieuwe testament) in de loop van vele eeuwen is samengesteld. Dat de vier evangelisten geen ooggetuigen waren, maar opschreven ‘van horen zeggen’, dan wel overschreven uit andere bronnen. (Tegenwoordig noemen we dat plagiaat en wordt de dader figuurlijk aan het kruis genageld.) Ik kon praten als brugman, maar dat hielp natuurlijk geen zier. Toen hij uitstapte gaf hij me zijn kaartje met het verzoek hem te bellen om  zijn volgende dienst bij te wonen. Zijn preken zouden mij ongetwijfeld overtuigen.

Goddelijke brandstof: ook te koop in Liberia!
 Homohaat


Er zijn ook moslims in Liberia. Zo’n 15% van de bevolking gelooft in Allah en zijn profeet Mohammed. In elk dorp van enige omvang is wel een moskee en in Monrovia zijn er vele. Van enige spanning tussen christenen en moslims is geen sprake. Wel ontstond er enige tijd geleden opwinding toen een groepje parlementariërs voorstelde in de grondwet op te nemen dat Liberia een christelijke staat is. Dat leidde tot veel afkeurende commentaren uit islamitische, maar ook uit christelijke kring. Het initiatief lijkt een stille dood te zijn gestorven; van enige wederopstanding zal hopelijk geen sprake zijn.
De Rooms-katholieke kerk is er natuurlijk ook nog. Het land is verdeeld in 3 bisdommen; zo’n 5% van de bevolking volgt de Grote Herder in Rome. Aartsbisschop Zeigler hield vorige week een veel geciteerde toespraak waarin hij de corruptie als het grootste kwaad van Liberia betitelde. Een kwaad dat de hele samenleving doorwoekert, van hoog tot laag. Hij noemde het in één adem met een ander groot kwaad dat Liberia zou bedreigen: homoseksualiteit. Dat is even onzinnig als wat  in Nederland in de affaire Gijsen regelmatig gebeurt: het op één hoop gooien van homoseksualiteit en pedofilie.
Homofobie is ook in Liberia een gewild importartikel. Het is al eerder geschreven: nu de Amerikaanse predikant-miljonairs hun giftige anti-homopijlen met steeds minder succes in de VS kunnen afvuren, hebben ze hun jachtterrein naar Afrika verlegd. Ook in Liberia komen ze af en toe met hun privé-jet langs om in volle zalen en stadions hun homohaat te verspreiden. Zij vinden daarbij een gretig gehoor, en navolgers.
Het moet worden gezegd: de veelal bekritiseerde president Johnson-Sirleaf doet hier niet aan mee. Noch de oproep om van Liberia een christelijke staat te maken, noch het initiatiefwetvoorstel om homoseksuele handelingen strafbaar te stellen kan op haar instemming rekenen. Noch op haar handtekening, mocht het ooit zover komen. Dat één van haar zoons homo zou zijn, wat iedereen hier meent te weten, zal daar ongetwijfeld een rol in spelen.


Kannibalisme

Volgens de officiële gegeven is minder dan 1% van de bevolking aanhanger van traditionele godsdiensten, ook wel ‘natuurgodsdiensten’ genoemd. Maar dat is slechts een cijfer. Deze traditionele godsdiensten waren volledig verweven met het leven van alle dag. De initiatierituelen (witgeschilderde gezichten van pubers), het masker waarachter de dorpssmid zich als boze geest verschuilt, de rituele moorden om geesten gunstig te stemmen, het kannibalisme om de macht over de overwonnene te bezegelen: het zijn rituelen die tot op de dag van vandaag nog voorkomen. Zoals de witgeschilderde gezichten en de maskers. Maar ook de meer gewelddadige rituelen. Zo berichtte de Daily Observer op 23 september jl., dat een bosduivel een jongeman had vermoord, omdat hij het had aangepapt met een meisje uit een naburig dorp (Conerzu). De duivel had het hoofd van de ongelukkige drie uur tentoongesteld in Conerzu en was daarna met het hoofd in het bos verdwenen. De familie van de jongen beschuldigde een groepje mannen uit Conerzu van de moord, maar ondervonden geen medewerking van justitie.
De verhalen van kannibalisme zijn overtuigend gedocumenteerd in de processtukken  van Charles Taylor. Enkele maanden geleden deed het hardnekkige gerucht de ronde dat er op het strand in Monrovia drie lijken waren aangetroffen: rituele moorden om de goden gunstig te stemmen voor een positief verkiezingsresultaat. In oktober zijn er vijftien Senaatszetels verkiesbaar, vandaar. Sommige kandidaten schijnen daar meer van te verwachten dan van campagn voeren. Toen ik mijn Liberiaanse collega’s er naar vroeg en er mijn verbazing over uitsprak dat hierover niets in de krant was verschenen, kreeg ik een mengeling van schaamtevolle en hulpeloze reacties terug.
Hoe zei Marx het ook al weer? En dan het gehele citaat! ’Religie is de zucht van het onderdrukte schepsel, het hart van een harteloze wereld, en de ziel van zielloze omstandigheden. Het is de opium van het volk.’

zondag 13 april 2014

Hou die parlementariërs in de gaten!



De afgelopen tien dagen stonden in het teken van een skill building workshop in Harper. Drie dagen rijden door het dik beboste binnenland van  Liberia om weer bij de oceaan uit te komen op de grens met Ivoorkust. In oktober heb ik die tocht ook al aan keer gemaakt en daarover geschreven.
Plaats van bestemming was het Pastoral Center van de Sisters of the Holy Family waar we met een klein team van vier NDI’ers  een workshop over Citizen Observatories (CO) gingen geven. Een CO is een  (figuurlijke) uitkijkpost, bemenst door ‘ gewone burgers’ die in de gaten houden hoe bestuurders en politici om gaan met het hen in bruikleen gegeven vertrouwen om maatschappelijke problemen op te lossen. Het model is uit Europa afkomstig, waar het vooral op milieugebied gebeurt. Onze partner SEWODA, een womenempowerment organisatie  uit Zuidoost Liberia, had ergens de CO-klok horen luiden en in hun activiteitenprogramma opgenomen, dat NDI ondersteunt met geld en –vooral- training en scholing.


Omdat er –voor zover bekend- in ontwikkelingslanden weinig ervaring is met, en zeker niet in Liberia, moesten we activisten  vanaf een nulpunt trainen. Met daarbij een concept van een CO voor ogen,  dat vooralsnog alleen op de harde schijf van mijn laptop tot leven is gekomen.

Politieke eenmansbedrijfjes

Het volgen van wat het parlement –en individuele parlementariërs- in de praktijk van alledag doen, is belangrijk. Deze zogenaamde ‘parlementaire monitoring’  wordt in  veel landen over de hele wereld door burgergroepen gedaan. Er is een globaal netwerk dat gedragen wordt door een Declaration onParliamentary Openness. In ontwikkelingslanden is het monitoren van parlementariërs zeer in opkomst, omdat erg grote onvrede is over wat ze presteren.  Er heerst een autoritaire bestuurscultuur doordesemd met cliëntalisme en corruptie. Parlementariërs zijn goedverdienende  eenmansbedrijfjes die niet in een partijstructuur zijn ingebed, want politieke partijen zijn bijzonder zwak. In Nederland is er veel kritiek op het functioneren van partijen die door cynici vooral als banenmachines worden gezien. Maar wie de Nederlandse situatie kent, en een tijd in politiek Liberia vertoeft, denkt daar wel anders over. Een redelijk functionerend partijstelsel biedt een parlementariër een context waar zij/hij rekening mee moet houden. Er wordt gediscussieerd door betrokken leden en plannen en programma’s worden ontwikkeld en vastgesteld. Kandidaten voor politieke functies worden door een landelijke vergadering gekozen, er zijn correctiemechanismen en er moet verantwoording afgelegd. Zo gaat dat bijv. in Nederland. Maar in landen waar van dat alles helemaal niets is, heeft een parlementariër vrij spel. Zeker in een land als Liberia, waar een senator voor maar liefst negen jaar wordt gekozen en een afgevaardigde voor zes jaar. Tussentijdse verkiezingen vinden niet plaats, omdat in een presidentieel stelsel (een aanfluiting voor de democratie, maar dit terzijde) regeringen niet kunnen vallen.
NDI ondersteunt in Liberia twee organisaties die dagelijks het parlement monitoren. Zij houden de aanwezigheid van parlementariërs bij, hoe ze stemmen, hoe actief ze zijn met het indienen van wetsvoorstellen,  schriftelijke vragen enz., hoe vaak er hoorzittingen worden gehouden waar belangengroepen kunnen ‘getuigen’, hoe vaak ze contact hebben met kiezers in hun districten enz.
  
Monitoren van onderop

Citizen Observatories zijn ook te beschouwen als een manier van parliamentary monitoring, maar dan van onderop. In het zuidoosten van Liberia, drie dagen reizen van de hoofdstad Monrovia, is het parlement ver weg. Internet werkt daar nauwelijks, kranten verschijnen er niet: mensen zijn aangewezen op de radio. En op de altijd positieve, ronkende  verhalen van parlementariërs die af en toe hun kiezers op zoeken in een Town Hall Meeting. SEWODA gaat in drie provincies een Citizen Observatory organiseren.  Elke CO heeft twaalf activisten, zodat we 36 mensen in de workshop hadden om  de eerste schreden op dit nieuwe pad te zetten. Zo’n CO past prima in ons programma om belangengroepen sterker te maken op het politieke speelveld en het parlement te bewegen transparanter te functioneren en meer rekening te houden met de ‘stemmen’ vanuit de maatschappij.


De CO’s gaan het dus van onderop doen. En dat hebben we in die driedaagse training uitgewerkt. Er waren wat plenaire sessies, waar het functioneren van het parlement werd uitgelegd, maar de nadruk lag op de werksessies van de drie CO’s afzonderlijk. Zij werden daarin begeleid door een expert uit de regio en een NDI-staflid. De CO’s moesten de drie belangrijkste, nijpendste onderwerpen benoemen die in hun provincie spelen, en waar ‘de politiek’ ernstig tekort schiet.  Onderwijs, gezondheidszorg, infrastructuur en veiligheid werden o.a. uitverkoren. Vervolgens benadrukten we dat je met feiten moet komen om de ernst van de situatie aan  te tonen. Verder is het van belang te onderzoeken of er beleid op dat vlak bestaat en hoeveel geld er in de nationale begroting voor wordt uitgetrokken. Met deze informatie, die deels in de sessies al op tafel kwam, moet de CO dan een factsheet maken. Want dat is waar we steeds op hameren: als je als belangengroep invloed wilt hebben, moet je in ieder geval weten waar je het over hebt.

Dynamiek

De volgende sessie ging dieper in op de strategie van het monitoren en de gereedschappen die je daar voor nodig hebt. Neem bijv. het onderwijs. Iedereen vindt dat het daarmee slecht gesteld is. Nauwelijks gekwalificeerde onderwijzers, veel kinderen die niet naar school gaan en als ze wel gaan, zitten ze in veel te grote klassen (60-70 kinderen) veelal op een houtje te bijten vanwege het schrijnende gebrek aan leermiddelen. Je maakt een checklist van 10 punten: is er een bibliotheek, water, elektriciteit, zijn er wc’s, boeken, voldoende zitplekken voor de kinderen? Vervolgens ga je de openbare lagere scholen langs, turft wat er wel en niet is en spoor je met de cijfers in de hand parlementsleden aan initiatieven te nemen. Als veel hoofden van scholen niet weten dat veel van deze voorzieningen wettelijk verplicht zijn, is het zaak om hen daarvan bewust te maken. En ouders kunnen in actie komen om betere voorzieningen voor hun kinderen te eisen. Met veel van dit soort voorbeelden werd in de sessies getraind om op de grond van feiten en met behulp van veldwerk een dynamiek te ontwikkelen die kennis en actiebereidheid vergroten en mede daardoor parlementariërs aansporen hun werk te doen. Een andere sessie was gewijd aan het rapporteren van de bevindingen. Parlementsleden benader je met een rapportage, maar om, veelal analfabete, dorpsbewoners te informeren zul je van huis tot hut moeten gaan, een bijeenkomst onder de boom beleggen en/of de veel beluisterde community radio inschakelen.
Het komt er nu op aan dat de Citizen Observatories met de kennis, praktische voorbeelden en opgedane vaardigheden aan de slag gaan.