De Ebola-crisis heeft tot een groeiende aandacht geleid voor
de getroffen landen Sierra Leone, Guinee en Liberia. De Wereldbank heeft een
hulpfonds opgezet waar Nederland, als een van de eerste landen, inmiddels aan
heeft bijgedragen. De Verenigde Staten heeft toegezegd met een fors bedrag over
de brug te komen voor Liberia als de UNMIL, de grote VN-missie (blauwhelmen
maar ook veel civiele hulpverleners) zich vanaf 2016 gaat terugtrekken. En ministers
van bijv. EU-landen laten hun neus zien. De Zweedse en Duitse ministers van
ontwikkelingssamenwerking zijn onlangs op bezoek geweest en de Nederlandse minister
Ploumen zal begin juli in een bliksembezoek de drie landen bezoeken.
Wilt u kennis nemen
van de huidige economische ontwikkelingen in Sierra Leone, Liberia en Guinee?
Ga dan van 5 t/m 8 juli mee met de economische missie naar deze landen met
Lilianne Ploumen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Voor de uitbraak van
Ebola zaten deze landen economisch gezien in de lift. Nederland organiseert als
één van de eerste landen na de Ebola-uitbraak een economische missie op
ministerieel niveau naar deze regio. Graag bieden we bedrijven de mogelijkheid
om vroeg in te spelen op potentiële kansen die zich in deze landen zullen
voordoen, want ondanks de Ebola-crisis zijn de fundamenten van deze economieën
onaangetast. De verwachting is dat er de komende jaren geïnvesteerd wordt in
gezondheidszorg, landbouw en infrastructuur in de drie landen, wat interessante
kansen biedt voor het Nederlandse bedrijfsleven. Daarnaast heeft Nederland ook
het bedrijfsleven instrumentarium en beurzenprogramma voor alle drie de landen
opengesteld.
Eigenlijk wel een droevige tekst. Voor de Ebola was
West-Afrika een terra incognito voor
de Nederlandse overheid, die in haar ontwikkelingsbeleid andere prioriteiten
stelde. Tijdens de Ebola-uitbraak kwam de Nederlandse overheid langzaam in
beweging en droeg mondjesmaat bij met hulpgelden. Na de Ebola komt er een
handelsmissie, want er liggen kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven een
graan mee te pikken van de honderden miljoenen die naar verwachting zullen
binnenstromen. Die moeten namelijk in de filosofie van de Rijksdienst zo snel
mogelijk weer uitstromen, het liefst naar het Nederlandse bedrijfsleven.
Een bedriegende tekst
Het is ook een bedriegende tekst. Graag bieden we bedrijven de mogelijkheid om vroeg in te spelen op
potentiële kansen die zich in deze landen zullen voordoen, want ondanks de Ebola-crisis
zijn de fundamenten van deze economieën onaangetast. Wat had de schrijver
van deze tekst voor ogen toen hij tikte dat de fundamenten van deze economieën
‘onaangetast’ zijn? De economie van Liberia
is te zwak voor woorden. Het land kan in het geheel niet voorzien in zijn eigen
behoefte: alles moet worden ingevoerd, met uitzondering van enkele producten
zoals toiletpapier en pils. Er is een werkloosheid van 80%, grondstoffen als
rubber, palmolie, hout en ijzererts
worden onmiddellijk door de buitenlandse bedrijven het land uitgevoerd. De jaarlijkse staatsbegroting
(ruim 600 miljoen dollar) gaat op aan ambtenarensalarissen, overheidsgebouwen
en bedrijfsauto’s. Er is geen overheidsgeld voor infrastructuur (wegen),
gezondheidzorg, onderwijs of huisvesting (daarover verderop meer). De overgrote
meerderheid van de bevolking moet rondkomen van een dollar per dag per persoon,
wat bijeen gesprokkeld wordt met straathandel of de verbouw van een stukje
land. Liberiaanse ondernemers zijn er nauwelijks. De Liberianen met een vast
inkomen verdienen dat als ambtenaar, bij een internationale hulporganisatie of
in de daaraan gelieerde dienstensector zoals beveiliging, huishoudelijke hulp
en horeca. De ‘zichtbare’ economie, zoals verhuur van kantoren en
appartementen, het drijven van restaurants en hotels, invoer en verkoop van
levensmiddelen en consumptiegoederen, is in handen van enkele Libanese families, die hier soms al
tientallen jaren wonen, een gesloten (maar geen hechte) gemeenschap vormen, de
Liberiaanse politieke elite op tijd met geld belonen, maar niet populair zijn
bij de massa van arme Liberianen.
‘Open deur politiek’ syndroom
Het enige ‘fundament’ van de economie is een ideologische:
sinds jaar en dag zijn politici in Liberia bevangen door het ‘open deur
politiek’ syndroom. Dit syndroom werd ontwikkeld in de jaren ’60 door de
toenmalige president Tubman, die een list moest verzinnen om te kunnen
concurreren met andere Afrikaanse landen die, eenmaal bevrijd van het koloniale
juk, ineens veel meer westerse bedrijven op hun stoep vonden.
Elk buitenlands bedrijf was –en is- welkom om te halen wat
er gehaald kan worden. Uiteindelijk zullen door het ‘doordruppelmechanisme’
alle Liberianen hier van profiteren. Als dat werkelijk het geval zou zijn, zou Liberia met zijn 4 miljoen inwoners het
welvarendste land ter wereld moeten zijn, in plaats van het armste.
Economische groei en inflatie
De Rijksdienst vertelt verder.
De Liberiaanse
economie kende voor de Ebola-crisis een economische groei van meer dan 11%. De
verwachting is dat de economische groei na de Ebola-crisis weer zal aantrekken.
De belangrijkste sector is de landbouw, gevolgd door mijnbouw met als
belangrijkste exportproducten ijzererts en rubber. De handel met Nederland is
afgelopen jaren toegenomen. Zo is de export naar Liberia gegroeid met 73% sinds
2010. De belangrijkste exportproducten vanuit Nederland zijn voeding en
machines.
De cijfers verschillen. Volgens de Wereldbank was de economische
groei in 2013 11,3%, volgens African
Economic Outlook 8,1%. Maar de inflatie is ruim 7%. Die economische groei
komt bovendien eenzijdig tot stand: het is vooral de (uit)verkoop van ijzererts
die daar debet aan is. De prijs van ijzererts op de wereldmarkt is inmiddels
fors gezakt. Een van de grootste spelers op die wereldmarkt, BHP Billiton, is
zich aan het terugtrekken uit Liberia. En de Ebola-crisis zal zijn sporen ook
nalaten. De economische groei voor de uitbraak van de Ebola, was bovendien niet
inclusief. Het kwam slechts een zeer
klein deel van de bevolking, de rijke bovenlaag/politieke elite, ten goede. De groei droeg ook niet bij aan investeringen in
onderwijs, gezondheidszorg of infrastructuur.
Dan het punt van de handel: de export van Nederland naar Liberia
is fors gegroeid de laatste jaren. Dat is fijn voor Nederland. Maar wat heeft
Liberia er aan? Liberia voerde in 2012 943 miljoen (dollar) aan producten uit
en maar liefst 7 miljard in. Een negatieve handelsbalans van maar liefst 6
miljard, het tienvoudige van de staatsbegroting. Vergelijk dat even met
Nederland: 489 miljard import, 538 miljard export: een overschot van een half
miljard. En, zoals gezegd: die uitvoer van Liberia bestaat uit grondstoffen:
rubber, hout, ijzererts, cacaobonen. De invoer uit machines, auto’s, voedsel,
elektronica. Dat is het ‘fundament’ van de economie van een
onderontwikkeld land, waarvan de Rijksdienst het blijkbaar positief vindt dat
deze onaangetast is gebleven.
Misleidende
staatsbegroting
Maar de Rijksdienst vertelt verder.
Er wordt door de
Liberiaanse overheid geïnvesteerd in het herstellen van de infrastructuur. Zo
wordt de haven van Monrovia uitgebreid en heeft de overheid plannen om de
havens van Buchanan en Greenville te verbeteren. Ook wordt het internationale
vliegveld verbeterd en worden er nieuwe wegen aangelegd. Tevens heeft de overheid
plannen te investeren in het verbeteren van de energievoorziening. Dit creëert
kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Het zou goed zijn als de Rijksdienst even de tijd nam om de
staatsbegroting van Liberia goed te lezen. De begroting is hier
te vinden. Dan zou het allereerst opvallen dat deze begroting gevoed wordt door
twee bronnen: internationale donor gelden en eigen inkomsten uit belastingen.
Dat is ongeveer in de verhouding 50/50 op een totaal van (afgerond) 1,2 miljard
dollar. Ruwweg gezegd worden alle projecten (aanleg van infrastructuur,
onderwijs- en gezondheidsprojecten, trainingen van overheidspersoneel, steun
aan boeren) door donoren betaald: de Verenigde Staten, de Europese Unie, Zweden
en internationale organisaties zoals de Wereldbank en de VN. Uit eigen zak
betaalt de Liberiaanse overheid vooral ambtenaren, gebouwen, en auto’s. En
uiteraard het parlement, dat staat voor 30 miljoen in de boeken, ca. 5% van de
‘eigen’ staatsbegroting.
Wegaanleg door een Chinees bedrijf met geld van de Wereldbank. |
Dat de Liberiaanse overheid dus investeert in het herstellen
van de infrastructuur is op zijn vriendelijkst gezegd een verdraaiing van de
werkelijkheid. In de begroting is overigens geen geld opgenomen om de havens
van Buchanan en Greenville te verbeteren. Er is inderdaad wel 3 miljoen
uitgetrokken voor renovatie van het internationale vliegveld. Het eenzijdige
uitgavenpatroon van de staatsbegroting is een groot probleem voor de
ontwikkeling van het land. Er wordt een groot, maar uiterst inefficiënt
ambtenarenapparaat in stand gehouden, en daarmee een onmiskenbare bijdrage
geleverd aan corruptie en cliëntalisme. Slimme overheidsinterventies,
gefinancierd met een mix van publieke en private gelden, ontbreken.
Minkukel informatie
En de Rijksdienst besluit:
Voor de agrosector
liggen in Liberia kansen op het gebied van tuinbouw (groente en fruit), cacao,
palmolie, rubber en de export van voedsel. Voor mijnbouw liggen er kansen op
het gebied van ijzererts, goud en diamanten. Tenslotte biedt de oliesector
kansen. Recentelijk is er een aanzienlijke voorraad olie aangetroffen in de
wateren van Liberia.
Hoe die kansen nu precies benut moeten worden, blijft
onduidelijk. Moeten Nederlandse bedrijven grondstoffen als palmolie, rubber en
cacao uit Liberia zien te krijgen, om ze vervolgens elders tot eindproducten te
verwerken? Moeten pindakaas, mayonaise, roomboter, bier, conserven, jenever en tomaten
(om maar enkele voorbeelden te noemen van NL-producten die de winkelschappen
sieren) vergezeld worden van allerhande andere levensmiddelen en consumptieartikelen?
Moet Heineken nu werkelijk gestimuleerd worden om met in Zoetermeer gebrouwen
bier het lokale Club-bier te verdrijven?
De Nederlandse minister van Ontwikkelingssamenwerking, die
toch verantwoordelijk is voor dit soort minkukel informatie, dat vrees ik een uitdrukking is van de
intenties van haar beleid, zou er
goed aan doen wat voorwaarden te stellen aan de in- en export. Om er enkele te
noemen:
·
Nederlandse bedrijven moeten op alle niveaus van
hun activiteiten in Liberia Liberianen in dienst nemen en waar nodig hen
begeleiden en trainen in hun werk;
·
Nederlandse bedrijven moeten samenwerken met gecertificeerde
Liberiaanse onderaannemers.
·
Nederlandse bedrijven moeten geen grondstoffen
importeren, maar in samenwerking met de Liberiaanse overheid een economische
structuur in Liberia ontwikkelen, waarbij de verwerking van die grondstoffen
tot eindproducten in Liberia plaatsvindt, o.a. door een versterking,
vernieuwing en opschaling van aanwezige,
traditionele sectoren.
Houtbewerking in Liberia staat op een hoog niveau! |
Om van het laatste een goed voorbeeld te noemen: hout is een belangrijk export product. Er
bestaat echter een tamelijk florerende binnenlandse
markt van kleine timmerbedrijven die stoelen, banken, bedden en kasten maken.
Deze sector zou versterkt, vernieuwd en opgeschaald kunnen worden, zodat die
eindproducten ook uitgevoerd kunnen worden.
Bovengenoemde drie punten zijn niet hemelbestormend. Dit
type aanbevelingen is terug te vinden in ieder rapport
dat de laatste jaren door organisaties als de Wereldbank is gepubliceerd.
Zouden ze voor een PvdA-minister nog een brug te ver zijn?