Dit wordt ‘Bericht uit Liberia’ nummer 127. Verreweg de
meeste berichten gingen over serieuze zaken. Over corruptie, slecht onderwijs,
dolende parlementariërs en een in het buitenland zwaar overschatte president. Over
Charles Taylor, Ebola en onopgeloste politieke (?) moorden. Maar ook over allerhande
activiteiten die de juiste ontwikkeling op gang moeten brengen. Actiegroepen
ondersteunen om de autoriteiten onder druk te zetten eindelijk eens te
‘leveren’, samenwerken met goedwillende politici om hun rol als
volksvertegenwoordiger geloofwaardiger te vervullen, het basisonderwijs in
Monrovia proberen op te krikken door kinderen, vaak voor het eerst in hun leven,
van een boekje, wereldkaart of woordspelletje laten genieten.
Luchtige zaken
Af en toe ging het blog ook over luchtigere zaken. Een country and western band die een live
concert gaf in de populaire (en enige) strandtent in Monrovia, Golden Beach, het eerste Kriterion Filmfestival en driedaagse
autotochten over rode zandwegen diep het binnenland in. Soms een uitstapje naar het verre Nederland: gebeurtenissen
die, afgezet tegen wat zich zoal voordoet in Liberia, tot de categorie luchtige zaken gerekend moeten worden. Zoals strubbelingen in GroenLinks (affaire Sap) of
verkiezingen. Wat ik nadrukkelijk daar niet
toe reken is… Feyenoord. Sinds ik via een schotelantenne FoxSport
Afrika kan ontvangen, heb ik de laatste maanden alle wedstrijden van mijn club,
voorzien van Portugees commentaar, kunnen zien. Al die verschrikkelijke, zeven
nederlagen op rij, heb ik lijdzaam moeten ondergaan. Ja, ik ken het cliché,
Feyenoord-supporter ben je niet voor je plezier, maar dit clubrecord had nooit
gevestigd mogen worden. Aanvankelijk had het magisch denken in mij postgevat
dat de schotelantenne in combinatie met dat zo fraai uitgesproken Portugese
commentaar, de reden van de misère was, maar zie: ineens begon de zegetocht die
nu al vier wedstrijden duurt!
Captain Paul
Maar af en toe heeft ook Liberia zo zijn lichtvoetigheden.
Een paar weken geleden hebben we met vier vrienden (een bont gezelschap van
twee Nepalezen, een Amerikaan, Pakistaanse en twee Nederlanders) een boottocht
met captain Paul op de oceaan gemaakt
om dolfijnen te zien en wellicht een visje te vangen. Captain Paul is een
Amerikaan die in de regentijd in de VS woont, maar in de droge tijd vanuit
Monrovia boottochten op de Atlantische Oceaan aanbiedt. Het was het leukste wat
we in Liberia hebben meegemaakt. Alleen het begin was al vertederend. Paul
heeft een boothuis, annex kantoor, met steiger aan de St. Paul’s River, die in
de oceaan uitmondt. Er hing een superrelaxed hippiesfeer met wat oude banken,
oudere jongeren in kleurige T-shirts, en netten knopende Liberianen. Met zijn
vrij snelle motorboot, begeleid door Beach Boys en Creedence Clearwater Revival,
voeren we een uur of vijf op de oceaan. Zon, helblauwe lucht en een rustige zee.
Flipperende dolfijnen
Dolfijnen worden uiteraard niet van tevoren gegarandeerd. Het is geen
Harderwijk. Maar na ruim twee uur varen zagen we in de verte witte, verspreide
golfjes die volgens het kennersoog van Paul op een school dolfijnen duidden. En
inderdaad, na nog een half uur voeren we tussen de tientallen snel zwemmende
dolfijnen die er plezier in schepten om rakelings langs de boeg van de boot op
en neer te flipperen. En dat herhaalde zich een paar maal. Intussen hadden Paul
en zijn Griekse scheepsmaat vier geavanceerde hengels uitgeworpen. De laatste
keer dat ik gevist heb moet in 1968 of zo geweest zijn met een bamboehengeltje
in de trekvaart, tussen Naarden en Muiderberg, overigens zonder ooit iets te
vangen. Ik bleef dus op gepaste afstand kijken hoe mijn vrienden en het Grieks-Amerikaanse duo een ‘coalition of the willing’ vormden
en enorme, ook bloedige gevechten
moesten leveren om twee geelvin tonijnen van ieder rond de 30 kg aan boord te
hijsen. Na met zijn allen nog even een duik in de oceaan te hebben genomen,
voeren we terug naar het belegen hippieoord, waar behendige Liberianen de beide
vissen schoonmaakten. Met zo’n 30 kilo verse vis gingen we naar huis. Acht kilo
leverden we af bij de wel zeer aardige Vietnamese eigenaar van Golden Beach,
waarvoor we in ruil een paar dagen later heerlijk Vietnamees hebben gegeten.
(Een
week na dit plezierige uitje verongelukte de Liberiaanse schoonzoon van Paul in
de donkere, tropische nacht. Hij reed met zijn auto tegen een stilstaande, onverlichte vrachtauto aan. Wie op zijn Facebookpagina Pirates of the Liberian
Sea bekijkt ziet zijn verdrietige mededeling. Als je naar beneden scrolt op zijn Facebook,
vind je op 28 februari een tragi-komische time
laps van onze visvangst.)
Oma warrior
Een week later gingen we, met dezelfde Nepalese vrienden,
met Sam naar zijn ‘boerderij’, zo’n 80 km landinwaarts, midden in een tropisch
regenwoud. Sam is een van de vier chauffeurs die NDI in Liberia heeft.
Hij had me al een paar keer over zijn boerderij verteld, en die wilden we weleens
zien. Onderweg vertelde hij dat het stuk oerwoud, want dat bleek het te zijn,
al zes generaties in bezit is van zijn familie. Zijn over-over-over grootmoeder
was een ‘warrior’ in het grensgebied
met Guinea. Om de vrede ‘af te kopen’ kreeg zij, net al vele anderen, een stuk
grond om te bebouwen. (In dat grensgebied is vroeger menig stammenstrijd gevoerd.
De in Nederland woonachtige Liberiaanse schrijver Vamba Sherif heeft
daar onlangs de prachtige roman ‘De zwarte Napoleon’ over geschreven – Uitgeverij de
Geus.)
‘Big man’ Sam
De boerderij lag bij een dorpje, waar we stopten. Sam was
hier de ‘big man’ uit de grote stad, die zakken rijst mee nam om de paar
‘managers’ die voor hem werkte, te betalen. Het dorp bestond uit een twintigtal
vrij nieuwe, lemen huisjes. Tijdens de burgeroorlog was alles vernield,
vandaar. We bezochten het dorpsschooltje. Drie klassen voor 175 kinderen uit de
omtrek. De onderwijzer, tevens de ‘pastor’, vertelde ons over zijn moeizame
strijd. De kinderen moesten hun eigen stoel meenemen en er was een waterput in
aanbouw. In de kale lokaaltjes was wel een schoolbord, waar leerstof stond
opgeschreven, die de kinderen uit het hoofd moesten leren. Eén stond volgeschreven
met rekensommen, één met staatsinrichting en de derde met een verhaaltje dat
als moraal had dat meisjes naar school moeten en niet thuisgehouden moeten
worden om water te halen en andere huishoudelijke klussen te doen. Dit type
kinderarbeid is een hardnekkig verschijnsel in Liberia.
Staatsinrichting... |
Vrouw aangeboden
Daarna togen we in een optochtje (er hadden zich inmiddels
een tiental dorpelingen bij ons aangesloten) naar Sam zijn ‘boerderij’, die we
na 10 minuten bereikten. Een stuk oerwoud met een klein perceeltje jonge
rubberbomen. Sam is van plan ananassen en cassave te planten, maar dat is er nog
niet van gekomen. Zijn twee personeelsleden waren in een kuil aan het werk om zand
af te graven dat werd gebruikt om lemen ‘bak’stenen van te maken, die hij kon
verkopen. Als opslag was er een houten
schuur, waar Sam soms overnachtte. Hier verorberden we de uit Monrovia meegebrachte
lunch. Daarna liepen we terug naar het
dorp, waar een vrouw, dronken of stoned, zich aanbood om als mijn echtgenoot
verder door het leven te gaan. Ik moest haar teleurstellen. Ik heb al een
vrouw.
Sam in gesprek met zijn manager |
Houtskool
We bezochten ook nog een zwartgeblakerd veldje waar de
houtvoorraad werd verbrand om daar vervolgens houtskool van te maken. Houtskool
is nog steeds dé brandstof in de Liberiaanse keukens. Op alle uitvalswegen van Monrovia, tot ver
landinwaarts, wordt houtskool in grote, grijze zakken te koop aangeboden. Sam
betaalde de familie die de houtskool verwerkte met een stapel Liberiaanse
dollars. Het veld is niet van hem, maar hij koopt de houtskool op, en vervoert
het naar Monrovia, om het in de stad te verkopen.
Stilstaand leven