Obama bezoekt Afrika. Weliswaar niet Liberia, wat wel de 51ste
staat van de VS wordt genoemd, maar Senegal, Zuid-Afrika en Tanzania.
Zorgvuldig uitgekozen: West-, Zuid en Oost-Afrika. Landen met een redelijk
functionerende democratie, als je het met de rest van Afrika vergelijkt.
Landen, zeker Zuid-Afrika en Tanzania, die een goede relatie met China (willen)
hebben en dus ook door de VS te vriend moeten worden gehouden. In de Afrikaanse
(ook Liberiaanse) media wordt het bezoek met een dubbel gevoel bekeken.
Natuurlijk: als ‘zoon van Afrika’ is de president van voorheen het machtigste
land ter wereld meer dan welkom. Tegelijkertijd is er veel scepsis. Wat heeft
Afrika de laatste jaren aan Amerika gehad? Sommige commentatoren beweren,
gespeend van enige ironie, dat onder Bush de relaties beter waren dan nu. De
(terechte) oproep van Obama aan Afrikaanse regeringen om homo’s gelijke rechten
te geven en homoseksualiteit te legaliseren, zal hem in veel Afrikaanse landen
niet populairder maken. In 38 van de 53 Afrikaanse landen is de homoseksuele ‘daad’
een misdaad. Dit onverdraagzame standpunt wordt
Homostel in Senegal |
onderbouwd met verwijzingen
naar zowel de diepgewortelde Afrikaanse cultuur als de zo enthousiast beleden (vooral
christelijke) religie. Op beide standpunten valt veel af te dwingen, maar tsja,
in een oceaan waar de kolkende emotie overheerst, maakt het bootje van ratio en
historische kennis weinig kans. In Senegal sprak Obama zijn vreugde uit over de
beslissing van het Amerikaanse Hooggerechtshof, dat een wet had vernietigd die
erkenning van het homohuwelijk in de weg stond. Hij noemde dat een overwinning
van de Amerikaanse democratie. De president van het overwegende islamitische Senegal,
Sall, stelde daar beleefdheidshalve tegenover dat erkenning van homorechten
voor zijn land ‘op dit moment’ een stap te ver is, ‘maar dat betekent niet dat
we homofoob zijn’. Over dat laatste valt te twisten; het is nog niet zo lang
geleden dat in de Senegalese media werd opgeroepen om vrijgesproken homoseksuelen te stenigen. Opvallend was ook dat Obama zich in Afrika, ver weg
van Washington, aanmerkelijk soepeler opstelde tegenover klokkenluider Snowden.
Amerika zou geen illegale dingen doen om hem te pakken te krijgen, ze lieten
zich niet gek maken door een ‘hacker’, en van een deal met de Russen zou
geen sprake zijn.
Kritische Kerry
In Liberia was de aandacht deze week, zoals vaak, sterk op
de VS gericht. Niet alleen vanwege Obama, maar ook vanwege John Kerry, de
minister van Buitenlandse Zaken. In een paar uitvoerige artikelen werd op
Liberiaanse wijze ‘geanalyseerd’ (veel
meningen, weinig feiten - hoewel dit niet alleen een Liberiaanse gewoonte is)
dat Kerry beduidend kritischer is op president Johnson-Sirleaf –en haar
regering- dan Hillary Clinton. Clinton en Johnson-Sirleaf waren/zijn dikke
vriendinnen en naar verluidt zou Hillary geen woord van kritiek hebben kunnen
dulden op Ellen. Ik heb in dit blog al eerder betoogd dat de internationale
reputatie van Nobelprijswinnares Johnson Sirleaf ijzersterk is, in schrille
tegenstelling tot haar reputatie in Liberia zelf. Hier ligt ze voortdurend onder
vuur, vanwege het zeer zwakke anti-corruptiebeleid, de vriendjespolitiek en de
vele verre reizen die ze maakt. Kerry zou een realistischer beeld van de
situatie hebben en erg teleurgesteld zijn in het weinige dat ze tot stand heeft
gebracht. Volgens de National Chronicle
is de zuster van John Kerry goed bevriend met Leyma Gbowee, de Liberiaanse die
samen met Johnson-Sirleaf in 2011 de Nobelprijs voor de Vrede in ontvangst
mocht nemen. Gbowee heeft verleden jaar met een felle, scherpe verklaring
publiekelijk afstand genomen van het beleid van de president, dat ze als
mislukt beschouwt. De voortdurend,
kritische berichtgeving van met name de FrontPage
Africa en de National Chronicle over
de regering heeft er volgens de laatste krant toe geleid dat de National Security Agency, geleid door
een zoon van de president, in allerlei overheidsarchieven is gedoken om bewijsmateriaal
te verzamelen, zoals
belastingaanslagen en het niet voldoen aan allerlei
vergunningen, om beide kranten te sluiten. Overigens: er zijn veel meer media
die kritisch berichten, zoals de Liberian Observer Online.
Vice-president neemt de achterdeur
Een andere gebeurtenis van deze week zal eveneens in de VS
de wenkbrauwen doen hebben fronsen. In de VS woont een grote groep Liberianen,
die gevlucht zijn in de periode 1980-2003, de diaspora. Deze groep krijgt veel
aandacht vanuit Liberia. Enerzijds omdat er door de diaspora veel geld wordt
gestuurd naar hun families in Liberia, anderzijds ook omdat de diaspora een
potentiële politieke kracht vormen. Niet zo zeer omdat ze kunnen stemmen, want
dat kunnen ze niet vanuit de VS, maar wel omdat ze met hun geld, expertise en
(tribale) netwerken invloed kunnen uitoefenen op de gang van zaken in Liberia.
En dus reist menig Liberiaanse politicus regelmatig af naar de VS om de, goed
georganiseerde, diaspora te ontmoeten. Deze week was vice-president Joseph
Boakai op bezoek in Philadelphia. Maar het was geen succes. Volgens de National Chronicle werd hij uitgejouwd
door zijn landgenoten vanwege het wanbeleid van de regering en moest hij in
grote haast, begeleid door de FBI, via een achterdeur de zaal verlaten.