Dit is voor even mijn laatste blog, want ik ben tot half augustus niet in Liberia. Daarna post ik weer wekelijks een blog.
Deze week was minister Ploumen met haar gevolg (31 Nederlandse bedrijven) voor een bliksembezoek van een uur of acht in Liberia. Ze leidde een handelsmissie die de drie door Ebola ‘aangeraakte’ landen in West-Afrika (Liberia, Guinee en Sierra Leone) bezocht om de mogelijkheden van ‘handel en ontwikkeling’ te onderzoeken. Ik heb al eerder een blog gewijd aan de komst van deze handelsmissie en een opinieartikel in de Volkskrant hierover gepubliceerd.
Deze week was minister Ploumen met haar gevolg (31 Nederlandse bedrijven) voor een bliksembezoek van een uur of acht in Liberia. Ze leidde een handelsmissie die de drie door Ebola ‘aangeraakte’ landen in West-Afrika (Liberia, Guinee en Sierra Leone) bezocht om de mogelijkheden van ‘handel en ontwikkeling’ te onderzoeken. Ik heb al eerder een blog gewijd aan de komst van deze handelsmissie en een opinieartikel in de Volkskrant hierover gepubliceerd.
In het voorwoord van het presentatieboekje van de missie
stelt de minister zich genuanceerder op dan het platte persbericht dat de
Rijksdienst enkele weken geleden uitbracht, waar ik in boven genoemde artikelen
de lans over brak. Evenals tijdens het,
noodzakelijkerwijs korte, gesprek dat ik met haar had tijdens de
receptie in het Mamba Point Hotel in Monrovia. Ze benadrukte de tweezijdigheid
van de missie: Nederlandse bedrijven die enerzijds opdrachten willen
binnenhalen en anderzijds met hun kennis en activiteiten de lokale economie
willen versterken en Liberianen een kans willen bieden om in alle geledingen
van die bedrijvigheid aan de slag te gaan.
Minister Ploumen in Liberia |
Wie maken nu deel uit van zo’n handelsmissie? Reuzen als
Philips, Smit Lamnalco en Boskalis, maar ook enkele consultancy bedrijven, twee
hogescholen, het Tropeninstituut en PUM, de organisatie die tegen
onkostenvergoedingen gepensioneerde managers en bedrijfsexperts uitzendt naar
ontwikkelingslanden. Koploper was de maritieme tak met acht bedrijven, gevolgd
door vijf adviesbureaus en vijf ICT-bedrijven. Eigenlijk verrassend weinig
medische bedrijven (vier) en ook de agro-industrie was met drie bedrijven matig
vertegenwoordigd.
Je vraagt je altijd af wat zo’n missie nu concreet oplevert.
Natuurlijk, er is een ontmoeting met de president en wat ministers en de
receptie was bedoeld om het Liberiaanse bedrijfsleven in contact te brengen met
de Nederlandse missie. Nu zag ik heel wat mij bekende Liberianen rondlopen uit
allerlei sectoren van de samenleving (journalisten, ambtenaren, NGOs),
natuurlijk ook Nederlanders die in Liberia werken en, onvermijdelijk, de
diplomatieke vertegenwoordigers. Als diegenen die ik niet kende nu allemaal
Liberiaanse ondernemers waren, dan zou de receptie toch nog wat kunnen
opleveren.
Maar levert het wat op? Minister Ploumen is ervan overtuigd,
zo laat ze regelmatig merken. Zie bijvoorbeeld dit
blog van haar waarin ze o.a. schrijft dat handelsmissies in 2011 77 miljoen
euro opleverden en 4,3 miljoen euro kostten. Daar tegenover staan weer andere,
eveneens vluchtige, onderzoeken waaruit blijkt dat ze niets opleveren, zoals dit
artikel in de Volkskrant beweert; ‘zelfs’ als de koning mee gaat haalt het
weinig uit.
De Hogeschool Windesheim heeft in juni 2014 een flinterdun onderzoek
gepubliceerd over het nut van handelsmissies. De conclusie is nietszeggend: Het
succes van handelsmissies is lastig te meten. Dit komt voornamelijk door het
hanteren van verschillende criteria hiervoor. Wanneer is een handelsmissie een
succes? Afhankelijk van de criteria die men hanteert kan er beweerd worden dat
handelsmissies zowel weinig als veel invloed hebben op bilaterale
handelsrelaties. En de aanbeveling is stupide: De behoefte van het bedrijfsleven om op handelsmissie te gaan zal
blijven. Daarom zullen er meer handelsmissies georganiseerd moeten worden. De
kwaliteit van het onderwijs op deze Hogeschool was enige tijd geleden ernstig
in opspraak en dit onderzoek levert daarvoor een sterk bewijs. Windesheim nam
overigens ook deel aan de missie (Windesheim
University of Applied Sciences, aldus het presentatieboekje) en werd
vertegenwoordigd door professor Huub Ruël, die blijkens de colofon de
supervisie had over genoemd flodderonderzoek. Zou er een dieper gravend vervolg
onderzoek komen? Ik kijk er naar uit!
In 2013 was ik met een parlementaire commissie op bezoek bij ArcelorMittal |
De Groene Advocaten
Terug naar Liberia. Na de receptie was er een bijeenkomst,
waarin staalgigant ArcelorMittal,
die ijzermijnen in Liberia exploiteert, zijn milieuaanpak presenteerde. Nadat
mijn artikel in de Volkskrant was verschenen werd mij via via gevraagd of ik
nog suggesties had van Liberiaanse groepen die de delegatie zou moeten
ontmoeten. Ik adviseerde de Green
Advocates of Liberia en die waren dan
ook voor deze bijeenkomst uitgenodigd, waarmee de minister blij was, zo
verzekerde ze me. ArcelorMittal is omstreden in Liberia omdat sociale
verplichtingen niet worden nagekomen. De Green Advocates steunen belangen- en
bewonersgroepen die het tegen de staalreus opnemen. Speciaal met het oog op
deze missie publiceerde de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen
(SOMO) in samenwerking met de groene advocaten een beknopt, maar zeer
informatief rapport Liberia
Back in Business? over de economische ontwikkeling in Liberia, waarbij het
niet zo nauw wordt genomen met het milieu en de mensenrechten. Ook de
praktijken van ArcelorMittal komen in dit rapport aan de orde. Wat de
bijeenkomst opleverde kan ik niet zeggen, ik kon er helaas niet bij zijn. Maar
het is te hopen dat minister Ploumen de aanbevelingen uit het SOMO-rapport ter
harte neemt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten