zondag 27 mei 2012

Journey without maps

Deze week het prachtige, onderhoudend geschreven boek ‘Journey without maps’ van Graham Greene gelezen. Greene trok in 1935 op 30-jarige leeftijd een maand lang te voet door het met tropisch regenwoud bedekte binnenland van Liberia, West Africa’s Black Republic. Hij start in het noordwesten op de grens met Sierre Leone en loopt in een wijde boog zuidoostwaarts tot aan Grand Bassa, het huidige Buchanan, dat aan de Atlantische Oceaan ligt. 

Kaart uit het boek van Greene, zijn tocht is de dikke stippellijn.

 Zijn voettocht, zo’n 500 kilometer lang, is een aaneenrijging van beeldend beschreven kleine en grote ongemakken, afgewisseld met al even beeldend beschreven ontmoetingen met vogels van diverse pluimage in de vele dorpen die hij passeert. Het is een hete en lange tocht over smalle paden door bos, bos en nog eens bos. In elke hut waar hij overnacht wemelt het van de ratten, kakkerlakken, malariamuggen en ander ongedierte en het eten is soms dramatisch slecht. Het ene dorpshoofd ziet hem aan voor een lid van het Britse koningshuis, terwijl de ander Greene zo snel mogelijk zijn dorp uitwerkt. Greene ziet hoe in rituelen de smid met een masker op verandert in een duivel die zijn mededorpelingen de stuipen op het lijf jaagt. Maar ook passeert hij menig plaats waar vrolijk gedanst en gezongen wordt. Hij beschrijft ironisch, maar ook met compassie, over dat traditionele, feodale leven en maakt soms treffende, relativerende vergelijkingen met het ‘moderne’ leven.

Lopen in een hangmat

Greene draagt niet zijn eigen bagage – en dat was even slikken voor mij, die al vele duizenden kilometers lange-afstandspaden heeft gelopen met een rugzak van zo’n 10-15 kilo op de nek. Maar ja, Europa is geen Afrika.  Greene wordt vergezeld door zijn neef en een stuk of zes dragers, die zijn bagage tillen. Daartussen zitten verrassend veel flessen whisky, want elke avond wordt het leed van de dag verdreven met forse slokken. Hij blijkt zelfs boter bij zich te hebben, tamelijk onvoorstelbaar met die tropische temperaturen. Zijn neef wordt overigens gedragen in een hangmat. Greene ook een keer, als hij te zwak is om te lopen, maar hij vindt dat heen-en-weer geschud verschrikkelijk. Hij betaalt zijn sherpa’s een redelijk salaris, maar is met hen in voortdurende strijd verwikkeld om de discipline erin te houden. Hilarische situaties soms – tot aan stakingen toe, die hij vol begrip weet af te kopen. Opmerkelijk is zijn constatering dat ze beter lopen met lege dan met volle magen.

Graham Greene
 Na vier weken bereikt Greene eindelijk de kust. Hij gaat aan boord van een schip dat wordt aangedreven door twee automotoren (een Dodge en een Studebaker voegt Greene er met gevoel voor detail aan toe). De boot is vol met 150 partijgangers die op weg zijn naar Monrovia voor het congres van de oppositionele Unit True Whig Party, dat de tegenkandidaat moet kiezen voor de zittende president Barclay van de True Whig Party. Er is een keuze uit twee tegenkandidaten: de hele bootreis van 7,5 uur vinden er felle discussie plaats tussen de aanhangers van beiden. De kapitein zegt tegen Greene dat de partijgangers nu nog tamelijk rustig zijn, maar ‘als ze van boord gaan, worden ze bloeddorstig. Ze vermoorden nog liever Barclay dan hem gekozen zien worden’. (Barclay wordt herkozen – en niet vermoord, maar dit terzijde)

Zelfs geen vrouwen om op te jagen

Greene verblijft ongeveer een week in Monrovia. Hij ziet een groot dorp, dat aan het begin van een stedelijke ontwikkeling staat. Grasstraten, houten huizen, een enkele stenen villa, een paar kantoorgebouwen van enkele verdiepingen hoog en één asfaltweg, die naar de Firestone rubberplantage leidt. Greene hekelt de Liberiaanse regering die voor een fooi deze Amerikaanse autobandenfabriek voor 99 jaar een ‘ongrondwettelijke’ concessie heeft verleend voor de exploitatie van een miljoen acres, waarvan in 1935 slechts 60.000 acres wordt gebruikt. De rest van de grond ligt er nutteloos bij. De 6000 arbeiders worden slecht betaald en zijn dan ook nog verplicht hun eten in speciale Firestone-winkels te kopen. 

Omslag eerste editie uit 1936
Greene schat het aantal ‘whites’ in Monrovia op drie dozijn. Een paar Polen, Duitsers, Nederlanders, Amerikanen en Italianen. Er is geen vertier, geen comfort, geen ambitie, geen spelletje om te spelen en er zijn zelfs geen vrouwen om op te jagen, zo beschrijft hij moedeloos. Dus het enige dat hen te doen staat is drinken, van bier in de ochtend tot whisky in de  avond. Greene begint zelfs terug te verlangen naar de dorpen in het regenwoud, met hun gastvrijheid, onbedorven cultuur en gemeenschapszin...

De kaart van je leven

Monrovia is inmiddels uitgegroeid tot een echte stad met een levendige straathandel, verrassend veel goede restaurants, twee voetbalstadions, universiteiten en welgeteld één Nationaal Museum, vol met uit hout gesneden, vaak duivelse maskers. Bibliotheken, theaters en bioscopen zijn er niet of nauwelijks te vinden, maar dat lijkt een kwestie van tijd.
Als je met de indrukken van Greene kijkt naar het Monrovia van nu, blijkt het motto van zijn boek goedgekozen. Je hebt een lange tijd nodig, tientallen jaren, om de stukjes van de kaart in samenhang bij elkaar te brengen, of het nu de kaart van je leven is, of van een land of stad. Dat geldt zeker nog steeds voor Liberia.
Uiteindelijk is er ook een kaart van Liberia gekomen, die op straat voor een dollar te koop is. Uiteraard geen wandelkaart, daarvoor is de schaal veel te groot, maar de tocht van Greene is er op te volgen, al zal elke reis in Liberia een ‘journey without maps’ blijken te zijn.

Geen opmerkingen: