Kaart uit het boek van Greene, zijn tocht is de dikke stippellijn. |
Zijn voettocht, zo’n 500 kilometer lang, is een aaneenrijging van beeldend beschreven kleine en grote ongemakken, afgewisseld met al even beeldend beschreven ontmoetingen met vogels van diverse pluimage in de vele dorpen die hij passeert. Het is een hete en lange tocht over smalle paden door bos, bos en nog eens bos. In elke hut waar hij overnacht wemelt het van de ratten, kakkerlakken, malariamuggen en ander ongedierte en het eten is soms dramatisch slecht. Het ene dorpshoofd ziet hem aan voor een lid van het Britse koningshuis, terwijl de ander Greene zo snel mogelijk zijn dorp uitwerkt. Greene ziet hoe in rituelen de smid met een masker op verandert in een duivel die zijn mededorpelingen de stuipen op het lijf jaagt. Maar ook passeert hij menig plaats waar vrolijk gedanst en gezongen wordt. Hij beschrijft ironisch, maar ook met compassie, over dat traditionele, feodale leven en maakt soms treffende, relativerende vergelijkingen met het ‘moderne’ leven.
Lopen in een hangmat
Greene draagt niet zijn eigen bagage – en dat was even
slikken voor mij, die al vele duizenden kilometers lange-afstandspaden heeft
gelopen met een rugzak van zo’n 10-15 kilo op de nek. Maar ja, Europa is geen
Afrika. Greene wordt vergezeld
door zijn neef en een stuk of zes dragers, die zijn bagage tillen. Daartussen
zitten verrassend veel flessen whisky, want elke avond wordt het leed van de
dag verdreven met forse slokken. Hij blijkt zelfs boter bij zich te hebben,
tamelijk onvoorstelbaar met die tropische temperaturen. Zijn neef wordt
overigens gedragen in een hangmat. Greene ook een keer, als hij te zwak is om
te lopen, maar hij vindt dat heen-en-weer geschud verschrikkelijk. Hij betaalt
zijn sherpa’s een redelijk salaris, maar is met hen in voortdurende strijd
verwikkeld om de discipline erin te houden. Hilarische situaties soms – tot aan
stakingen toe, die hij vol begrip weet af te kopen. Opmerkelijk is zijn
constatering dat ze beter lopen met lege dan met volle magen.
Graham Greene |
Na vier weken bereikt Greene eindelijk de kust. Hij gaat aan
boord van een schip dat wordt aangedreven door twee automotoren (een Dodge en een Studebaker voegt Greene er met gevoel voor detail aan toe). De
boot is vol met 150 partijgangers die op weg zijn naar Monrovia voor het
congres van de oppositionele Unit True Whig Party, dat de tegenkandidaat moet kiezen voor de zittende
president Barclay van de True Whig Party. Er is een keuze uit twee tegenkandidaten: de hele bootreis van 7,5
uur vinden er felle discussie plaats tussen de aanhangers van beiden. De
kapitein zegt tegen Greene dat de partijgangers nu nog tamelijk rustig zijn,
maar ‘als ze van boord gaan, worden ze bloeddorstig. Ze vermoorden nog liever
Barclay dan hem gekozen zien worden’. (Barclay wordt herkozen – en niet
vermoord, maar dit terzijde)
Zelfs geen vrouwen om op te jagen
Greene verblijft ongeveer een week in Monrovia. Hij ziet een
groot dorp, dat aan het begin van een stedelijke ontwikkeling staat.
Grasstraten, houten huizen, een enkele stenen villa, een paar kantoorgebouwen
van enkele verdiepingen hoog en één asfaltweg, die naar de Firestone rubberplantage
leidt. Greene hekelt de Liberiaanse regering die voor een fooi deze Amerikaanse
autobandenfabriek voor 99 jaar een ‘ongrondwettelijke’ concessie heeft verleend
voor de exploitatie van een miljoen acres, waarvan in 1935 slechts 60.000 acres
wordt gebruikt. De rest van de grond ligt er nutteloos bij. De 6000 arbeiders
worden slecht betaald en zijn dan ook nog verplicht hun eten in speciale
Firestone-winkels te kopen.
Omslag eerste editie uit 1936 |
Greene schat het aantal ‘whites’ in Monrovia op drie dozijn.
Een paar Polen, Duitsers, Nederlanders, Amerikanen en Italianen. Er is geen
vertier, geen comfort, geen ambitie, geen spelletje om te spelen en er zijn
zelfs geen vrouwen om op te jagen, zo beschrijft hij moedeloos. Dus het enige
dat hen te doen staat is drinken, van bier in de ochtend tot whisky in de avond. Greene begint zelfs terug te
verlangen naar de dorpen in het regenwoud, met hun gastvrijheid, onbedorven
cultuur en gemeenschapszin...
De kaart van je leven
Monrovia is inmiddels uitgegroeid tot een echte stad met een
levendige straathandel, verrassend veel goede restaurants, twee
voetbalstadions, universiteiten en welgeteld één Nationaal Museum, vol
met uit hout gesneden, vaak duivelse maskers. Bibliotheken, theaters en bioscopen zijn
er niet of nauwelijks te vinden, maar dat lijkt een kwestie van tijd.
Als je met de indrukken van Greene kijkt naar het Monrovia
van nu, blijkt het motto van zijn boek goedgekozen. Je hebt een lange tijd
nodig, tientallen jaren, om de stukjes van de kaart in samenhang bij elkaar te
brengen, of het nu de kaart van je leven is, of van een land of stad. Dat geldt
zeker nog steeds voor Liberia.
Uiteindelijk is er ook een kaart van Liberia gekomen, die op
straat voor een dollar te koop is. Uiteraard geen wandelkaart, daarvoor is de
schaal veel te groot, maar de tocht van Greene is er op te volgen, al zal elke
reis in Liberia een ‘journey without maps’ blijken te zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten