Ik ben hier zondagmiddag (1 april) uit Washington
aangekomen. Het vliegveld is meteen al een grote cultuurschok. Een houten keet
met een kleine lopende band, waar tientallen koffers worden opgestapeld die
enkele meters verder er weer afgehaald worden, een piepkleine wachruimte en
daarna sta je meteen buiten in de gloeiende zon, waar tientallen
mensen/taxichauffeurs een rit naar de hoofdstad Monrovia (uurtje rijden)
proberen te verdienen.
Ik wordt opgehaald door een grote 4wheel-drive met een fors NDI-logo op de voordeuren. Op naar
het guesthouse van NDI. Dat zit in een van de vele –bewaakte- appartementencomplexen in de stad, waar veel
expats wonen.
Eerste werkdag: nieuwe namen en gezichten
Maandag 2 april de eerste werkdag, allemaal nieuwe mensen
ontmoet in het NDI-‘field-office’, een losstaand gebouw van één verdieping -in
een rustige buurt - met een forse muur er om heen, en een uitkijktorentje met
–alweer- bewakers.
Natuurlijk kennisgemaakt met mijn ca 15 collega’s, twee expats
(een Amerikaan en Nepalees) en 13 Liberianen. Namen onthouden (en de
bijbehorende gezichten!): Aubrey, Rashes, Thomas, MacAnthony, Saba, Nannoh,
Patrick, Romeo, Emmanuel, Moses enz. - ga er maar aanstaan!
Meteen aan het vergaderen geslagen: Program Team en
Management Team. Want ja dat ‘Parliament Strengthening Program’ komt er niet
vanzelf! Het gaat er informeel aan toe, geen dikke stukken, beetje van de hak
op de tak en zonder echte discussie. Maar dat komt natuurlijk omdat er een
nieuwe, vreemde snuiter bij zit.
Ik duik meteen het politieke leven in. Ga naar een
ronde-tafelbijeenkomst voor lokale NGO’s over decentralisatie (ze kennen in
Liberia nog geen lokaal bestuur). Er zijn wat internationale NGO’s als
toehoorder en ik wordt gevraagd als NDI’er wat te zeggen over dit ook voor mij niet onbekende thema.
Hoewel ik er pas twee dagen ben –en dat meld ik ook met verontschuldiging voor
mijn gebrekkige kennis van de Liberiaanse variant van het Amerikaanse Engels-
plaats ik twee kritische opmerkingen. Overigens houdt een jonge parlementariër
van de grootste oppositiepartij een goede inleiding, ik schiet hem aan en maak
meteen een afspraak met hem. Tenslotte voert NDI een kwaliteitsverbeteringplan
van het parlement uit, dat door het parlement zelf is aanvaard, en moeten de
parlementariërs daar aan gecommitteerd zijn. Nu weet ik uit eigen ervaring dat
parlementariërs daar heel gevoelig voor kunnen zijn (‘ik maak zelf wel uit hoe
ik functioneer’), maar dat geldt niet voor de meeste parlementariërs hier. De lunch
bestaat uit rijst, kippenpootjes en sla, die we verorberen op een snikheet,
overdekt terras. Ik doe dat samen met een medewerker van een media-waakhond en
krijg zo de eerste informatie over het medialandschap in Liberia, waarin vooral
de radio van groot belang is.
De volgende ochtend dus naar de oppositionele parlementariër
(daar voel ik me toch altijd toe aangetrokken) die, zoals al zijn collega’s,
een eigen kantoor(tje) heeft in een bijgebouw op ‘Capitol Hill’, het
parlementsgebouw. In de piepkleine antichambre van zijn kantoor zitten zeker 6
mensen opeengepakt. Later zal hij die voorstellen als zijn persoonlijke
medewerk(st)ers. Hij wil graag meewerken aan het eerste van de vier politieke
seminars die NDI dit jaar moet organiseren voor de parlementariërs. Wij zijn
het er over eens dat deze over decentralisatie moet gaan. Veel parlementariërs
zijn nieuw: in januari is het nieuwe parlement, dat uit twee kamers bestaat
(‘House’ en ‘Senat’), geïnstalleerd, na de verkiezingen van oktober 2011. Een
seminar kan hun kennis opvijzelen. Maar afgezien daarvan: inhoudelijke en
technische verdieping van parlementariërs om in het wetgevingsproces tegenspel
te kunnen bieden aan de president en haar regering is hard nodig Als voorzitter
van de Kamercommissie Governance zal hij zijn collega’s oproepen het seminar
bij te wonen. Hij blijkt ook erg actief in zijn partij te zijn: dat komt mooi
uit, want ik moet de eerste opzet maken van de projectaanvraag dat we volgend
jaar willen uitvoeren: versterking van politieke partijen. En daarvoor moet ik
uiteraard ook eerst met die partijen spreken. Hij ziet dat overigens erg
zitten. Goed functionerende, democratische politieke partijen zijn belangrijk
voor een stabiele democratie. Maar geen garantie.
’s Avonds ga ik met de directeur van het NDI-office naar een
bar/terras, dat over de Atlantische Oceaan uitkijkt naar een ondergaande zon.
Samen met iemand van USAID, die ons programma geheel financiert. Belangrijk dus
voor een kennismaking. Bij ons voegt zich ook nog een oud-parlementariër, die
er in een krant van beschuldigd werd betrokken zijn bij de –recente- dood van een parlementariër, nota bene
van haar eigen partij. Uiteraard is ze daar zeer verontwaardigd over. Over de
oorzaak van die dood doen al dagenlang de meest wilde geruchten de ronde -van
moord tot boze geesten – maar sectie heeft een hartaanval uitgewezen. Dat belet
overigens niet een genoeglijke samenzijn in een zwoele tropenavond met lokaal
bier, gefrituurde palmbladeren en gegrilde vis en kip.