Liberia is de oudste Afrikaanse democratie, althans als je
het westerse democratiemodel als ijkpunt neemt. Het land is in het begin van de
19de eeuw gesticht door slaven uit de VS, die terugkeerden naar hun
moeder continent, daarbij aangemoedigd door president Monroe. Het was een
handjevol dat er in 1820 in slaagde om, ellende en tegenslag trotserend, zich
te vestigen aan de kust van dit zo groene land. Die terugkeer werd gestimuleerd
door enkele blanke organisaties, deels uit idealistische, deels uit racistische
motieven. Blanken zouden de eerste decennia er nog de dienst uitmaken. In 1847
riepen de Afro-Amerikanen de onafhankelijkheid uit en werd de Republiek Liberia
gesticht met een voor die tijd vooruitstrevende grondwet. Er voltrok zich
echter ook een drama, waarvan de gevolgen tot op de dag van vandaag herkenbaar
zijn. De teruggekeerde ex-slaven behandelden de inheemse bevolking als tweede
rangsburgers. De politieke en economische macht was in handen van de
Afro-Amerikaanse Liberianen, die het land inrichtten naar het land waar ze
vandaan kwamen. De hoofdstad werd, evenals die van de VS zelf, naar de founding Amerikaanse president genoemd: in dit geval dus
Monrovia. De Liberiaanse dollar
werd het betaalmiddel, het parlement gebouwd op Capitol Hill
en de staatsinrichting, met een House en Senate en een
machtige president, gekopieerd van de VS. Evenals de vlag, zij het met één
ster: de Lone Star State.
Tot 1980 zouden Afro-Amerikaanse presidenten aan het bewind zijn, met William Tubman (1944-1971) als recordhouder. Veelal streng gelovige christenen en
vrijmetselaars. Deze elite was geheel losgezongen van de oorspronkelijke
bevolking, die in het achterland in grote armoede leefde, en uit ruime tien
verschillende etnische groepen bestond (en nog bestaat) met een eigen taal en
(godsdienstige) rituelen.
Charles Taylor in Den Haag |
In 1980 maakte een militaire coup een bloedig eind aan de
Afro-Amerikaanse overheersing, waarbij zittend president Tolbert werd vermoord.
De hoogste soldaat in rang van de coupplegers, de 29-jarige Samuel Doe, werd
tot president gepromoveerd. Doe zou de eerste, weliswaar niet gekozen,
autochtoon Liberiaanse president zijn. Tussen 1980 en 2003 verkeerde het land
in een praktisch voortdurende crisis van burgeroorlogen, aanslagen, vervalste
verkiezingen, en etnische spanningen. Doe werd in 1989 op zijn beurt vermoord,
waarna Charles Taylor jarenlang met beruchte kindsoldaten een guerrilla voerde om uiteindelijk in 1997 tot president gekozen te worden. 'Pappie' Taylor voerde een waar schrikbewind en werd
in 2003 onder grote internationale druk gedwongen het land te verlaten.
Aangeklaagd door het Sierra Leone-tribunaal, omdat hij in dit buurland een
forse, gewelddadige steen bijdroeg aan de burgeroorlog, vluchtte hij naar Nigeria, dat hem
aanvankelijk bescherming bood. Maar in 2006 werd hij uiteindelijk gearresteerd
-de in dat jaar gekozen president Ellen Johnson-Sirleaf had om zijn uitlevering
gevraagd- en overgebracht naar Den Haag. Donderdag 26 april zal het Tribunaal
uitspraak doen. En daar wordt in Liberia met hoop en vrees naar uitgekeken.
Goed ondersteunde parlementariërs
In dit land ben ik dus nu aan de slag om de democratie te
versterken – en daarmee een terugval naar de crisis die het land tussen 1980 en
2003 in zijn greep hield, te voorkomen. De internationale gemeenschap is hier
goed vertegenwoordigd om aan dit humane doel bij te dragen. Er is een grote
VN-vredesmacht (UNMIL) en talloze ontwikkelingsorganisaties zijn op
uiteenlopende terreinen actief. Langzaam maar zeker raak ik thuis in deze
wereld. Zo was ik op bezoek bij het Liberian Media Centre dat, mede gesteund door de Nederlandse Wereldomroep,
probeert de kwaliteit van de media te verhogen en de radiostations in het
binnenland te ondersteunen. Omdat NDI-programma, waarvoor ik werk, o.a. de
berichtgeving over het parlement in het binnenland wil verbeteren, bespreek ik
een mogelijke samenwerking. Donderdagavond eet ik met twee vertegenwoordigers
van een Amerikaanse organisatie die zich in Liberia richt op het verbeteren van
de positie van de arbeiders op de grote Firestone rubberplantage. Vakbondswerk,
gericht op essentiële zaken als loonsverhoging en een vermindering van de
loodzware hoeveelheid rubber die de arbeiders lopend moeten vervoeren.
NDI geeft deze week training aan de staf van de
parlementariërs. Liberiaanse volksvertegenwoordigers hebben, al weer naar
Amerikaans voorbeeld, een ondersteuning waar je, wat het aantal betreft, ‘u’ tegen
zegt. Gemiddeld zo’n 15 man per parlementariër. Als ik vertel dat de leden van
de GroenLinkse fractie in de Eerste Kamer het gezamenlijk met één part-timer
moeten zien te rooien, valt ongeloof mij ten deel. De medewerkers worden in
groepen van vijftig getraind in allerlei vaardigheden, waarbij ook de
verhouding tussen parlementariër en medewerker aan de orde komt. Moet die nu
vooral uitvoeren wat het kamerlid zegt, of juist ook kritisch tegenwicht
bieden? Er ontspinnen zich discussies, waaruit blijkt dat parlementariërs uit
Nederland en Liberia meer gemeen hebben dan je op het eerste gezicht zou
denken. De trainingen gaan door tot op de –vrije- zaterdag: de deelnemers zijn
zeer gemotiveerd.
Een van hen komt na afloop naar me toe en begint in het
Nederlands tegen me te praten. Hij heeft in het Taylor-tijdperk een aantal jaren als politiek
vluchteling in Enschede gewoond. Een ander heeft een Oranje voetbalshirt aan en
blijkt alles van ‘ons’ voetbal te weten. Soms is Nederland even dichtbij.