maandag 18 februari 2013

De Missie voor eerlijke bodemschatten pakt door

De afgelopen dagen heb ik 800 kilometer gereden door het binnenland van Liberia over ‘bumping roads’ om een ijzermijn, een rubberplantage en de superintendent van de provincie Nimba te bezoeken met de parlementaire Study Investigation Mission on Extractive Industries. Zoals al eerder in dit weblog beschreven is zo’n missie een van de activiteiten die ik hier met veel plezier voor mijn rekening neem. Met een groepje van zes parlementariërs (‘the Mission’) een belangrijk onderwerp bij de kop nemen, gesprekken voeren met deskundigen en belanghebbenden, werkbezoeken afleggen en vervolgens een rapport met beleidsaanbevelingen opstellen dat de leden van de missie moeten agenderen in het parlement. Het is een manier van werken die parlementariërs de kans biedt zich een belangrijk onderwerp eigen te maken en het parlement het initiatief te geven, in plaats van af te wachten waar de regering mee komt. Als het goed gebeurt, versterkt het de positie van het parlement – en dat is belangrijk voor de democratische ontwikkeling van Liberia waar het parlement een geschiedenis kent van ‘rubber stamping’:  ja-knikken tegen alles wat de regering bedenkt – en in feite de president. Want de ‘imperial president’ is –nog steeds, zij het in afnemende mate- het belangrijkste kenmerk van het Liberiaanse staatsbestel.
Twee Missies heb ik georganiseerd, de eerste over sociale huisvesting (zie mijn blogs van 8 september 2012 en 18 januari 2013) en de tweede over ‘extractive industries’, de ontginning en benutting van de natuurlijke hulpbronnen waar Liberia zo rijk aan is, maar waar tegelijkertijd de bevolking te weinig profijt van heeft. In december sprak de Missie een week lang met belanghebbenden: ministeries, bedrijven, agentschappen  de vakbond en burgergroepen (zie mijn blog van 15 december 2012). Nu was het tijd om op pad te gaan en ter plekke polshoogte te nemen.



Strijkstokken

En zo togen we donderdag met drie parlementariërs, twee experts die de Missie assisteren, twee persmensen van het parlement en twee NDI’ers naar de provincie Nimba, die grenst aan Guinea en Ivoorkust. We sliepen twee nachten in Ganta, een levendige stad op de grens met Guinea, 260 km ten noordoosten van Monrovia. Het Alvino-hotel was ons van diverse kanten aangeprezen, maar helaas viel de eerste avond de generator stil, wat op zich rust geeft, maar geen stroom – en dus geen licht, airco of een volle batterij in de mobiele telefoon –en onmisbaar attribuut. En er bleek geen stromend water te zijn, wat overigens voor verreweg de meeste Liberianen geldt. De hotelbaas verontschuldige zich uitputtend, hij heeft niet elke dag een parlementaire missie op bezoek. Op zijn pet stond in vette letters ‘Mafia’  gedrukt, wat aanleiding gaf tot grote hilariteit. De volgende ochtend bood hij ons, met pet, een gratis ontbijt aan en adviseerde naar een ander, onlangs geopend guesthouse te gaan, waar inderdaad alles bleek te werken - voor dezelfde prijs.

Drie keer een lekke band
Wij togen naar de provinciehoofdstad Saniquellie, zo’n 50 km verder noordoostwaarts, om daar de superintendent te spreken: het door de president benoemde hoofd van het provinciebestuur. Zij ontving ons in haar kantoor, tezamen met drie assistenten, die de Missie duidelijk maakten dat de drie grote bedrijven in Nimba (ArcelorMittal, BHP Billiton -beide ijzererts- en de rubberplantage COCOPA) haast uitsluitend zaken doen met ministeries in Monrovia en de provincie als het even kan negeren. De concessiebetalingen worden overgemaakt naar het Ministerie van Financiën; daarvan komt weliswaar een deel in het provincie-ontwikkelingsfonds terecht, maar de superintendent vond dat  te weinig. Te veel blijft er onderweg aan de verschillende strijkstokken hangen. Daarnaast –en dat was een groter punt van kritiek - hebben de  bedrijven ook een aantal verplichtingen naar de werknemers en de omringende dorpen toe op het gebied van werkgelegenheid,  onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting. En ook die verplichtingen worden niet al te stip nagekomen.

Vraag het aan de regering

Dus was het hoog tijd om weer eens 40 km verder noordwaarts te hobbelen naar Yekepa in het noordelijke puntje van Nimba, vlak bij het drielandenpunt van Liberia, Guinea en Ivoorkust. Ik verwachtte een stad, maar Yekepa is een bedrijfsnederzetting in het uitgesterkte concessiegebied van de multinational ArcelorMittal. Over een groot terrein verspreid liggen huisjes van de ruim duizend arbeiders, een paar scholen, kantoren, een bankgebouw, een kliniek, winkeltjes  en een in aanbouw zijnd guesthouse.  We spraken met de manager die de contacten met de overheid onderhoudt en daarna, zonder hem, met twee mannen van de vakbond. Deze leidden ons ook per auto rond op het uitgestrekte terrein. De vakbond was goed georganiseerd, zo’n 70% van de arbeiders is lid. Beide vakbondsvertegenwoordigers  waren tevreden over de salarisverhogingen die ze de laatste jaren hadden weten af te dwingen.  Veel minder tevreden waar ze over allerlei andere zaken. Zo werkt ArcelorMittal met onderaannemers:  de concessievoorwaarden zijn niet op hen van toepassing. En dat betekent dat afspraken met betrekking tot scholingstrajecten voor Liberiaanse werknemers, het aanbesteden van werk aan Liberiaanse bedrijven en het in dienst nemen van alleen Liberianen voor ongeschoold werk op de tocht komen te staan, omdat onderaannemers niet aan dit soort zaken gebonden zijn.

Vakbondsman (links) in gesprek met twee parlementariërs
Ook op het gebied van huisvesting, onderwijs en gezondsheidszorg  valt nog veel te verbeteren. Tijdens het gesprek met de locatiemanager passeerden deze zaken de revu, maar deze stelde zich formeel op. De concessieovereenkomst  is gesloten met de Liberiaanse regering en ArcelorMittal is alleen aan ‘Monrovia’ verantwoording schuldig. Hoeveel buitenlanders heeft ArcelorMittal in dienst? Hoe zit het met de bepaling dat ArcelorMittal jaarlijks minstens $200.000 moet besteden aan scholingsmogelijkheden? En hoe zit het met het uitbesteden van werk aan Liberiaanse bedrijven?  Op al dit soort vragen kwam steeds hetzelfde antwoord: vraag het aan de regering. Maar tegelijkertijd moest hij bevestigen dat de capaciteit en expertise  bij de ministeries om het nakomen van de gemaakte afspraken te controleren, uiterst zwak zijn.

Lemen hutten

De volgende dag, zaterdagochtend, was de Cocoa & Coffee Plantation (COCOPA) aan de beurt voor een bezoek. Overigens werd er koffie noch chocola geserveerd, COCOPA richt zich alleen op de productie van rubber. Het bedrijf is in 1948 door een voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken (Edward Stettinius) opgericht. Tijdens de burgeroorlog is praktisch de hele infrastructuur verwoest. Vanaf 2007 is het weer volop in bedrijf. Het produceren van rubber is een tijdrovende klus. Nadat een rubberboom is geplant, duurt het zo’n acht jaar voor het eerste rubbersap kan worden opgevangen en dan duurt het nog eens tien jaar eer de boom de maximale productie haalt.  Gemiddeld gaat een rubberboom 35 jaar mee. Daarna wordt er gekapt en herplant.
COCOPA was de laatste jaren regelmatig op ongunstige wijze in het nieuws. Arbeiders legden het werk neer of voerden langzaam-aan acties om de arbeidsomstandigheden verbeterd te krijgen, loonsverhoging af te dwingen en betere huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs te krijgen. Net als bij ArcelorMittal was de rubberplantage een dorp op zich zelf met scholen, winkels, een kliniek enz. De meeste huizen van de arbeiders zijn lemen hutten van zo’n 60 jaar oud. 

Huisvesting op de rubberplantage
Er is een kliniekje met een apotheekje, enkele bedden en drie verpleegsters. Maar geen dokter. Als het ernstig is moet de bedrijfsziekenauto over de onverharde weg naar het 36 km verder geleden Ganta. Ook hier een actieve vakbond. De twee vertegenwoordigers vertelden dat na acties de salarissen waren verhoogd, maar dat op andere vlakken er nog veel te wensen was. Zo zijn er geen toiletten, het onderwijs is slecht, de watervoorziening functioneert meer niet dan wel, er zijn geen recreatiemogelijkheden voor de kinderen  en de huisvesting is miserabel. De Liberiaanse locatiemanager was empathischer dan zijn -eveneens Liberiaanse- ArcelorMittal collega en gaf aan dat er verschillende plannen bestaan om de situatie te verbeteren, zoals de vestiging van een middelbare school en renovatie van de hutten.  Het bedrijf ontbeert echter de financiële middelen, het wachten is op het moment dat de reeds geplante bomen rubber beginnen te produceren.  Het familiebedrijf zou een forse kapitaalsinjectie moeten krijgen, zo betoogden de locatiemanager en de vakbondsmensen in –overigens gescheiden- koor. Hoe het zat met de winstcijfers van de afgelopen jaren was onduidelijk.

In eigen hand

Het bezoek aan Nimba heeft de Missie nieuwe en concrete informatie opgeleverd voor het rapport dat de komende week voltooid zal worden. Dat rapport zal zich vooral richten op versterking van de positie van het parlement om zo beter controle op het doen en laten van de regering te kunnen uitoefenen en het concessiebeleid te verscherpen. Met name ook de financiële kant: komen de opbrengsten van de concessies ten goede aan de allerarmsten? En hoe kunnen de natuurlijke rijkdommen van Liberia beter ten eigen faveure worden benut, onder andere door de verwerking ervan tot half- en eindproducten in eigen hand te nemen? Komende woensdag vindt er nog een policy seminar met experts plaats over het concept-rapport en daarna moeten de parlementariërs  aan de slag om de concrete voorstellen in daden om te zetten.