zondag 24 februari 2013

Een afwisselende week


Vorige week berichtte ik over het bezoek aan de provincie Nimba van de Study Investigation Mission on Extractive Industries. Deze week werd het policy seminar gehouden over het concept-rapport van de Missie. Het was een goed bezochte bijeenkomst, met een grote variëteit aan belanghebbenden en experts. Zo waren diverse ministeries en regeringsagentschappen vertegenwoordigd, de onderminister van Arbeid gaf actief acte-de-presence, de internationale gemeenschap (EU, USAID, UN, Duitse en Zweedse ministeries van ontwikkelingssamenwerking), actieve burgergroepen en uiteraard Liberiaanse parlementariërs waren eveneens aanwezig. Ik verrichte de aftrap en leidde de aanwezigen langs enkele sprekers tot onze expert uit Tanzania, Amani Mindha het stokje overnam. Amani is een doorgewinterde  ‘extractive industry’ expert, met 

Amani Mindha
veel Afrikaanse ervaring, gestudeerd in Noorwegen en Schotland (bekend om hun ‘olie’-universiteiten): een fraaie mix van activist en academicus. Amani schreef het concept-rapport van de Missie en leidde met nogal provocerende stellingnamen de aanwezigen langs de ‘hot items’. Zoals de noodzaak voor Liberia om betere, slimmere concessie-overeenkomsten met multinationals af te sluiten, de opbrengsten meer ten goede te laten komen aan de armsten -het overgrote deel van de bevolking- en de ontwikkeling van een specifieke anti-corruptie strategie, gericht op deze grondstoffensector (ijzer, diamanten, goud, hout, olie) waarin bedragen met vele nullen omgaan. Het was een levendige discussie, daar ben je in Liberia altijd van verzekerd. Met name  de –soms emotionele-  pleidooien van de parlementariërs om beter geïnformeerd en ondersteund te worden om hun controlerende functie ten opzichte van een veel sterkere regering –en nog veel sterkere multinationals- waar te kunnen maken, gingen er in als koek. Dat is precies ook de kern van het rapport: versterking van de rol van het parlement, en de discussies leverde voldoende stof op om de aanbevelingen verder aan te scherpen.

The House at Sugar Beach

Donderdagavond was een hoogtepunt in het verder zo cultuurarme Liberia. In het Krystal Oceanview Hotel hield de Liberiaans/Amerikaanse schrijfster Helene Cooper een lezing over haar ‘New York Times bestseller’ The House at Sugar Beach, In Search of a lost African Childhood. Over dit boek, en de speurtocht naar het huis, is al eerder in dit blog geschreven (zie: mijn blog van 1 december 2012: Op zoek naar het huis aan Sugar Beach). Helene Cooper is afkomstig uit een geslacht van uit de VS in het begin van de 19de eeuw naar West-Afrika teruggekeerde, bevrijde slaven. Zij vluchtte in 1980 na de militaire coup als tiener met haar moeder en zus naar de Verenigde Staten, ging daar studeren en werd –en is- een gerespecteerd verslaggever voor de NewYork Times. In ‘The House at Sugar Beach’ beschrijft ze met humor en kritische zelfreflectie haar jeugd in het Liberia van de jaren ’70, de rol van de elite waar haar familie deel van uit maakte en de verschikkingen van de staatsgreep die in 1980 plaatsvond. Afgelopen donderdag vertelde ze over de ontstaansgeschiedenis van het boek: een bijna-dood ervaring als oorlogverslaggeefster in Irak bracht haar ertoe haar Liberiaanse verleden niet langer te verdringen, maar zich er rekenschap van te geven door het op te schrijven. Ze las een stuk of vijf passages voor en vertelde er tussendoor over het boek, haar leven en de reacties die ze heeft gekregen. Het publiek, zo’n zestig mensen, luisterde ademloos en bestookte haar na afloop met vragen. Het boek is niet te koop in Liberia  omdat er geen boekwinkels zijn. Ze had drie gesigneerde exemplaren meegenomen die werden verloot. Ze was overigens langere tijd in het land om informatie te verzamelen voor een nieuw boek dat zal gaan over de rol die vrouwen spelen in het huidige Liberia.

Het huis aan Sugar Beach
Het familiehuis op Sugar Beach, dat nu in vervallen staat verkeerd, wordt opgeknapt en zal het Blamadon Center for Arts gaan huisvesten, zo deelden de organisatoren van de lezing mee. Dat zou fantastisch zijn.

Op naar Gbarnga

Vrijdag toog ik met een NDI-team naar Gbarnga, hoofdstad van de provincie Bong, zo’n 160 km ten noordoosten van Monrovia. Wij gingen daar met een aantal belangen- en bewonersgroepen praten in het kader van ons nieuwe programma. Sinds mijn komst hier, april 2012, heb ik dit blog gevuld met mijn belevenissen die, als het mijn werk betrof, zich afspeelden rond het door USAID-gefinancierde programma dat beoogt het functioneren van het parlement te versterken. Dit programma loopt bijna af, en wordt thans geëvalueerd door een drie man sterk team. Van die evaluatie zal afhangen of het programma wordt verlengd. Maar we zijn inmiddels gestart met een nieuw, drie-jarig programma, gefinancierd door de Zweedse regering, dat de relatie tussen het parlement en civil society organisations moet versterken. In de ontwikkeling van een democratisch Liberia is het belangrijk dat belangen- en actiegroepen zich beter manifesteren en dat het parlement meer oog en oor heeft voor wat er onder de bevolking leeft. Daar gaat ons nieuwe programma iets aan doen. Om scherper in beeld te krijgen wat deze groepen aan ondersteuning nodig hebben, wat hun werkwijze en uitdagingen zijn, voeren we deze weken een aantal gesprekken, waaronder in Gbarnga. Wordt dus vervolgd.

Op weg naar Gbarnga